22 december 2021

‘Nennt mich Rembrandt’ vertelt over de periode tussen zijn jonge jaren in Leiden en de Amsterdamse gloriejaren. Maar liefst 60 Rembrandts gaan in Frankfurt de dialoog aan met schilderijen van zijn leermeesters, navolgers en concurrenten.  

In 2014 organiseerde het Rijksmuseum een tentoonstelling van werken uit de laatste twintig jaar van de loopbaan van Rembrandt. Vijf jaar later was in Leiden een overzicht te zien waarop het accent lag op diens jonge jaren. Voor schilderijen, tekeningen en etsen van Rembrandt (en tijdgenoten) uit de tussenliggende periode kunnen we nu in Frankfurt terecht. De tentoonstelling, eerder te zien in het Canadese Ottawa, voert de termen ‘creativiteit en competitie’ in de ondertitel. Rembrandt wordt hier dus getoond in samenhang met zijn tijdgenoten, navolgers en (Amsterdamse) concurrenten. Dat verhaal is vaker verteld, maar het moet gezegd: in Frankfurt dienen ze het smaakvol op en er is een selectie gemaakt waarin oude bekenden worden afgewisseld met minder bekende bruiklenen. Dat ‘usual suspects’ als Jan Lievens, Pieter Lastman, Ferdinand Bol en Govert Flinck vertegenwoordigd zijn, zal niemand verbazen. Verrassender is de keuze voor meesters als Jacob van Loo en Cornelis Holsteyn.

Zaaloverzicht met ‘De verkrachting van Ganymedes’, foto: Städel Museum – Norbert Miguletz

Estafettestokje
Wat in het Städel Museum mooi aanschouwelijk wordt gemaakt, is hoezeer kunstenaars een eigen draai aan composities van voorgangers gaven. De vergelijking met hardlopers en estafettestokjes dringt zich op. Op schilderijen van Samuel van Hoogstraten, Govert Flinck en Jan Victors zijn zwevende engelen te zien in houdingen die nadrukkelijk aan Rembrandt zijn ontleend. Die had zijn engel op zijn beurt dan weer gebaseerd op een compositie van Maarten van Heemskerck die hij kende van een prent van Coornhert. Intrigerend is ook om te zien hoe Rembrandt, lang nadat hij als zelfstandig meester naam heeft gemaakt, terug blijft grijpen naar composities van zijn leermeester Pieter Lastman. Omstreeks 1637 – Lastman was al vijf jaar dood – maakte hij een schets van diens ‘Verstoting van Hagar’. Een jaar of twintig later nam Barent Fabritius die compositie weer goeddeels over in een schilderij van datzelfde onderwerp. Had Fabritius het schilderij van Lastman gezien? Of baseerde hij zich op de schets van Rembrandt?

Zaaloverzicht met ‘Een vrouw in bed’, foto: Städel Museum – Norbert Miguletz

Speelse honden
De Rembrandt-liefhebber komt in Frankfurt ruimschoots aan z’n trekken. Uit Edinburgh komt de vrouw die zich in bed opricht, uit Dresden de peuter Ganymedes die door een adelaar wordt opgetild en van schrik begint te plassen. En uit de eigen collectie is er de weergaloze ‘De blindmaking van Simson’. Rembrandt heeft diens pijn voelbaar gemaakt door de verkrampte manier waarop Samson zijn tenen samentrekt. Uit het betrekkelijk onbekende museum in Isselburg komt het indrukwekkende landschap waarin Rembrandt twee mythologische verhalen heeft gecombineerd. Rechts is te zien hoe de zwangerschap van Callisto ontdekt wordt, terwijl links Actaeon door de godin Diana in een hert veranderd wordt alvorens door zijn eigen jachthonden te worden verscheurd. Zover is het hier nog niet. De speelse honden hebben vooralsnog meer aandacht voor elkaar. Maar de hoorns die op het hoofd van Actaeon beginnen te groeien, zijn een vooruitwijzing naar het wrede lot dat hem te wachten staat. Een vergelijkbaar gewei is te zien op een mooie voorstelling van dit mythologische tafereel door Nicolaes Eliasz Pickenoy. Een leuke en verrassende keuze – al was het maar omdat we Pickenoy eigenlijk vooral kennen van zijn (nauwgezette maar ietwat stijve) portretten van Amsterdamse regenten.

Zaaloverzicht met links ‘De blindmaking van Simson’, foto: Städel Museum – Norbert Miguletz

Nennt mich Rembrandt’, t/m 30 januari in het Städel Museum, Frankfurt am Main, toegang € 16,00, www.staedelmuseum.de

Hoofdbeeld: Zaaloverzicht met ‘Judith aan het banket van Holofernes’, foto: Städel Museum – Norbert Miguletz