Ook eind negentiende-eeuw droomden kunstenaars van een andere wereld. In Singer Laren is te zien hoe kunstenaars als Piet Mondriaan en Matthijs Maris, maar ook minder bekende namen, zich verdiepten in hun eigen spiritualiteit.
Piet Meiners, ‘Les buveurs d’eau’, 1884, privécollectie.
Een ingetogen stilleven van Piet Meiners nodigt ons uit aan zijn tafel. Hij zet ons op zijn stoel, en laat ons uit het zolderraam kijken. Op tafel: een onaangesneden brood, een transparante waterfles. En een spiegel waarin we, natuurlijk, niet onszelf zien, maar gek genoeg het achterhoofd van vermoedelijk de schilder zelf. Alsof we kijken naar een proto-Magritte. Maar Magritte moest nog geboren worden toen Meiners dit schilderde. Dit schilderij is intiem, juist door dat vervreemdende portretelement.
Meiners schilderij, ‘Les buveurs d’eau’ uit 1884, hangt op ‘Spiegel van de Ziel. Toorop tot Mondriaan’ in Singer Laren. De jonge honden van de negentiende-eeuwse schilderkunst, die zich in de laatste decennia van de eeuw energiek afzetten tegen hun voorgangers, worden er nadrukkelijk gepresenteerd met een persoonlijke en intieme blik. Deze generatie kunstenaars liet zich inspireren door de literaire stroming van de Tachtigers en sloten zich aan bij de avant-garde kunststromingen van hun tijd, zoals het impressionisme en het symbolisme.
Druilerig
Jan Toorop schilderde zichzelf in 1880 in zijn atelier, omgeven door Javaanse gewaden. Daarmee benadrukt hij zijn Indische afkomst. Er zijn meer kunstenaars die hun atelier schilderden, om zichzelf – doorgaans overdrachtelijk – te weerspiegelen. Het atelier van Suze Robertson is donker, propvol artefacten, voorstudies en opengeslagen boeken. Zo laat ze ons symbolisch meekijken in haar kunstenaarsbrein. Eduard Karsen doet hetzelfde met zijn schilderij ‘Het Verlaten Huis’, dat de blijkbaar wat introverte kunstenaar bedoelde als zelfportret.
Eduard Karsen, ‘Het verlaten huis’, ca. 1890, collectie Kröller-Müller Museum.
Deze tentoonstelling legt de nadruk op het leven en de vriendschappen van de kunstenaars zoals zich dat openbaart in de schilderijen. Willem Witsen, net als Breitner een schilder van het stadsleven, schilderde de paardentaxi’s in Londen, waar hij een periode verbleef. Hem beviel die wat droevige druilerigheid van de stad. Waar de regen Witsen raakt, schijnt in de verf van Toorop de zon. Hij is bekend en beroemd vanwege zijn zogenaamde symbolistische slaoliestijl, maar in Singer hangt ook werk uit zijn pointillistische periode. Met deze Franse stijl, kreeg ook de zon vat op hem. Hij schilderde portretten, van onder anderen zijn verloofde, als een zomerse droom.
Bonkige boeren
De tentoonstelling, samengesteld door Rijksmuseum-conservator Jenny Reynaerts, gaat gepaard met de presentatie van haar vuistdikke boek ‘Spiegel van de werkelijkheid. Negentiende-eeuwse schilderkunst in Nederland’. Daarin schetst ze een fin de siècle met kunstenaars die zich afzetten tegen het burgerlijke, die zich willen laten leiden door emotie, stemming en het spirituele.
En toch kruipt de burgerij de tentoonstelling binnen, met name in de spirituele, christelijk georiënteerde werken van Gijs Bosch Reitz. Hij schildert de gelovigen die uit de kerk komen of aan een processie deelnemen. Een stoet aan bonkinge boeren staat devoot met de hoofden gebogen. Ze zijn individueel neergepenseeld, op de plek waar je in de Renaissance drieluiken van de opdrachtgevers zou verwachten.
Centraal in het schilderij staat niet Christus, maar een geestelijke. Bosch Reitz schildert indirect het goddelijke, zoals je niet moet staren in de kern van een vlam. Dat goddelijke vindt hij in die devote kerkgangers en bij deemoedige processiegangers. De gewone burger belandt zo toch nog stevig in het hart van de fin de siècle schilderkunst, dankzij deze fijn gecomponeerde tentoonstelling die het kleine, het persoonlijke en het menselijke naar voren weet te halen.
‘Spiegel van de Ziel. Toorop tot Mondriaan’, t/m 10 mei in Singer Laren, MK geldig, www.singerlaren.nl