9 november 2020
Tijdens de coronacrisis en de dreigende klimaatopwarming lijken we de natuur steeds meer te waarderen. We gaan op zoek naar rust, ruimte en schone lucht. Kunsthistoricus Robert-Jan Muller brengt deze week een ode aan de boom, al eeuwenlang een bron van inspiratie voor filmmakers, fotografen en kunstschilders.
Wat is indrukwekkender in de foto die kunstenaar Daan van Golden in 1979 maakte: hoe klein het kind is of hoe groot de boom? Het meisje is zijn dochter Diana, op dat moment één jaar oud. De boom is de Dikke boom van Verwolde in het Gelderse Laren, meer dan 400 jaar oud en een omtrek van bijna 8 meter. Het is een van die voorstellingen in de kunst die geen verdere uitleg nodig heeft; je ziet hier de oerkracht van de natuur in werking, in zowel de vitaliteit van het beweeglijke kind als van de monumentale roerloze boom. Die boom staat er nog steeds en Diana is inmiddels een volwassen vrouw. Van Golden, die in 2017 overleed op 81-jarige leeftijd, wijdde in 1997 het boek ‘Youth is an Art’ aan het opgroeien van zijn dochter met een serie foto’s waarvan deze wellicht de bekendste is.

Daan van Golden, ‘Laren’, 1979, courtesy andriesse-eyck, Amsterdam
Woudgiganten
Het contrast is effectief en werd al in de negentiende eeuw, kort na de uitvinding van de fotografie, toegepast door de Amerikaanse fotograaf Carleton Watkins. Rond 1860 werd hij gefascineerd door de reusachtige Sequoias sempervirens. Deze kustmammoetbomen werden in de eerste helft van de negentiende eeuw bij de trek naar de Californische westkust ontdekt als een natuurwonder: de bomen waren duizenden jaren oud, konden ruim tachtig meter hoog worden, met een omtrek van 30 meter. Het besef dat Christus over de aarde liep op het moment dat deze exemplaren jong waren, gaf ze recht op religieuze verering. Maar om de leeftijd van de woudgiganten te kunnen lezen aan de hand van de jaarringen moesten er wel een paar gekapt worden, als martelaren.
Er ontstond in de wouden, die na verloop van tijd van de overheid de officiële status van natuurpark kregen, een ware toeristenindustrie met spoorlijnen ernaartoe, kraampjes en gidsen die de nieuwsgierige bezoekers mee het bos in voerden. De bomen kregen ook namen, als geliefde beesten in een dierentuin, zoals de General Sherman Tree. En ze werden op de foto gezet om later, in New Yorkse kunsthandels, tentoongesteld te worden. Zo fotografeerde Watkins in 1861 een van die gidsen, Galen Clark, poserend voor de Grizzly Giant. Niet vitaliteit, maar de kleinheid van de mens ten opzichte van de eeuwige boom wordt hier op de voorgrond gezet.

Carleton Watkins, ‘Section of the Grizzly Giant with Galen Clark, Mariposa Grove, Yosemite’, 1865-66, Metropolitan Museum of Art, New York
Nietige figuren
Watkins’ foto’s waren tien jaar later een directe inspiratiebron voor de in het Duitse Solingen geboren Amerikaanse landschapsschilder Albert Bierstadt (1830-1902). In de jaren zeventig schilderde hij een serie ‘boomportretten’ met titels als ‘The Great Trees, Mariposa Grove’ en ‘The Grizzly Giant Sequoia’. Bierstadt plaatst in zijn schilderij, net als Watkins, enkele nietige figuren rond de wortels van de omvangrijke boomstammen met als doel het immense formaat van de bomen op het doek tot uiting te brengen. Het is heel waarschijnlijk dat Bierstadt in deze ‘boomportretten’ geïnspireerd werd door de romantische schilder Caspar David Friedrich (1774-1840) en diens ‘Eik in de sneeuw’ (1823), dat hij tijdens een studiereis naar Berlijn in een museum had gezien.

Albert Bierstadt, ‘The Grizzly Giant Sequoia, Mariposa Grove, California’, ca. 1872-73, Lacma, Los Angeles
Sterfelijkheid
Alfred Hitchcock laat in 1958 de Californische sequoias een sleutelrol spelen in zijn film ‘Vertigo’. Als de perfecte tegenpool van Van Goldens argeloze dochtertje in haar eenvoudige gele jurkje, dwaalt Kim Novak, in de rol van de wonderschone maar getroebleerde Madeleine, in een elegante witte mantel tussen de woudgiganten. Voor haar zijn de bomen onheilspellende aankondigers van de dood. Haar tegenspeler James Stewart probeert haar van het tegendeel te overtuigen: ‘Their true name is Sequoia sempervirens, always green, ever living’.
Novak: ‘I don’t like them.’
Stewart: ‘Why?’
Novak: ‘Knowing I have to die.’
Vervolgens wijst Novak met haar zwarte handschoenen op de jaarringen van een gevelde boom, die herinneren aan haar eigen sterfelijkheid.
In 2012 werd ‘Vertigo’ door internationale filmcritici verkozen tot de beste speelfilm aller tijden. Die scène tussen de sequoia’s, verontrustend en betoverend tegelijk, zal daar zeker toe hebben bijgedragen. Vanaf de negentiende eeuw en de fotografie van Watkins waren de giganten voor de Amerikanen een symbool van eeuwigheid geweest. Hitchcock wist ze in tien minuten speelfilm te transformeren tot brengers van eindigheid.
Scènes uit Vertigo van Alfred Hitchcock, 1958
Meer bomen? Bezoek vanaf 19 november de tentoonstelling ‘Diepgeworteld, bomen in de Nederlandse schilderkunst’, t/m 5 april in het Dordrechts Museum, MK geldig, www.dordrechtsmuseum.nl. De hierboven besproken werken zijn niet op deze tentoonstelling te zien.