5 oktober 2020

Nederlandse kunst uit de achttiende eeuw is veel minder beroemd dan die uit de eeuw ervoor. Toch was er in de eeuw van de Verlichting een bloeiende kunstproductie, met kunstenaars als Cornelis Troost en Aert Schouman. Het Städel Museum in Frankfurt toont een selectie uit hun topcollectie met ruim tachtig 18e-eeuwse tekeningen. Kunsthistoricus Kees Keijer zet de mooiste vijf werken op een rij. 

1. Johannes Huibert Prins, ‘Gezicht op een Nederlandse stad’, 1790 
Dit titel van dit stadsgezicht, in 1790 gemaakt door Johannes Huibert Prins (1757-1806), is nogal algemeen. Inderdaad is deze stad typisch Nederlands, met met grachten, bakstenen gebouwen en de Generaliteitsleeuw die in steen uitgehouwen boven de linker brug prijkt. Hier is geen bestaande locatie geschilderd, maar de algehele sfeer, met grachten en bakstenen huizen, ademt wel een Nederlandse sfeer. Op een van de panden staat: Koffy Thee en Chocolade te koopPrins weet de kijkrichting van de toeschouwer mooi te sturen, via de kade met pakketten en keuvelende figuren naar een hoekpand – getuige het uithangbord is dat een school – en dan links over de brug naar de kooromgang van de kerk, met daarachter de majestueuze toren. Prins werd geboren in Den Haag. Volgens de schilder en schrijver Jacob Campo Weyerman wilde zijn vader dat hij dokter zou worden. Desondanks ging hij naar Parijs, terwijl hij onderweg schetsen van stadsgezichten maakte. Dat is ook het genre waar hij bekend mee werd. 

Johannes Huibert Prins, ‘Gezicht op een Nederlandse stad’, 1790, water- en dekverf op velijnpapier, 405 x 539 mm, foto: Städel Museum

2. Hendrik Kobell, ‘Een Antwerpse pleit en andere schepen tussen Noord-Beveland en Wolphaartsdijk’, 1775 
Het Veerse Meer in Zeeland is nu een aantrekkelijke watersportplaats voor zeilers, surfers, waterskiërs, sportvissers en sportduikers. Het contrast met het zeegezicht van Hendrik Kobell is groot. Toen was het gevecht met de natuur geen vrijetijdsbesteding, maar dagelijkse realiteit. En wat was die natuur heftig! Je kunt het geluid van de storm er gemakkelijk bij denken, net als het geklapper van de zeilen en het bruisen van de zee. Het Veerse Meer heette toen nog Veerse Gat, het water was nog zout en de golven beukten als mokerslagen tegen de schepen. Hendrik Kobell (1751-79), telg uit een Duits geslacht dat in de achttiende en negentiende eeuw meerdere schilders heeft voorgebracht, maakte er een vlootschouw van allerlei soorten schepen van, die allemaal op hun eigen manier met de elementen streden.

Hendrik Kobell, ‘Een Antwerpse pleit en andere schepen tussen Noord-Beveland en Wolphaartsdijk’, 1775, water- en dekverf over zwart krijt op geschept papier, 360 x 534 mm, foto: Städel Museum

3. Jan van Huysum, ‘Krab’, datering onbekend
Jan van Huysum (1682-1749) geldt als de laatste grote stillevenschilder van de zeventiende en begin achttiende eeuw. Hoewel hij zich had gespecialiseerd in bloemstillevens, schilderde Van Huysum ook deze krab. Die getuigt van een enorm scherpe waarneming. Elk knobbeltje van het pokdalige schild van de krab is in al zijn details vastgelegd. Ook ruimtelijk zit de aquarel heel knap in elkaar. De schaduw zorgt voor een driedimensionaal effect, maar het meest subtiel zijn de stekeltjes aan de voorzijde van de kop, het rostrum. Die overlappen een deel van de linker schaar van de krab, waardoor een enorme ruimtelijkheid ontstaat. De scharen zelf lijken een beetje op mensenhanden die in elkaar zijn gevouwen.

Jan van Huysum, ‘Krab’, z.j., waterverf en grafiet op geschept papier, 183 x 294 mm, foto: Städel Museum

4. Aert Schouman, ‘Rode lepelaar (Platalea ajaja)’, ca. 1760-80
Rode lepelaars komen volgens Wikipedia voor in moerassen en mangrovebossen van het Caribische gebied en noordelijk Zuid-Amerika, met name van de zuidelijke Verenigde Staten tot noordelijk Argentinië.” Maar er verschijnt ook zomaar een exemplaar op deze tekening van Aert Schouman (1710-92), die vooral actief was in Zeeland en Zuid-Holland en hooguit twee keer naar Engeland was geweest. Hij hoefde er echter niet ver voor te reizen, want in Voorburg had erfstadhouder Willem V had zijn eigen menagerie, een voorloper van de moderne dierentuin. Schouman was er veel te vinden en hij bouwde een stevige reputatie op met zijn exotische vogels, naar het leven getekend.

Aert Schouman, ‘Rode lepelaar (Platalea ajaja)’, ca. 1760-80, waterverf over potlood op geschept papier, 251 x 375 mm, foto: Städel Museum – U. Edelmann

5. Cornelis Troost, ‘Park met twee jongedames naast een beeld van Hercules’, na 1737
Een zonnige middag in een park. Twee jongedames staan verlekkerd te kijken bij een klassiek beeld van de klassieke bodybuilder Hercules. Ze zijn duidelijk onder de indruk van zijn imposante lichaam. Op de achtergrond zijn een duin en zee met schepen te zien. De vrouwen hebben vast niet door dat ze door een jongeman afgeluisterd worden. Wij, de toeschouwers, kunnen via een gat in de heg wél een glimp van hem opvangen. Cornelis Troost (1696-1750), die bijna zijn hele leven in Amsterdam woonde, werd opgeleid tot toneelspeler en werkte een paar jaar in de Nieuwe Amsterdamse Schouwburg. Waarschijnlijk komt daar zijn gevoel voor enscenering vandaan. Ook in deze idyllische verbeelding van het buitenleven weet hij een geestig verhaaltje te verstoppen.

Cornelis Troost, ‘Park met twee jongedames naast een beeld van Hercules’, na 1737, gouache op geschept papier, 248 x 358 mm, foto: Städel Museum – U. Edelmann

Schaulust. Niederländische Zeichenkunst des 18. Jahrhunderts’, t/m 10 januari in Städel Museum, Frankfurt am Main, toegang € 14,00, www.staedelmuseum.de