Donderdag 8 oktober reikte Koning Willem-Alexander de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst uit aan Janne Schipper, Charlott Weise en Dan Zhu. In het Paleis op de Dam zijn hun winnende werken te zien, samen met die van de twaalf andere kunstenaars die de shortlist haalden.
Het staat er wat cryptisch in de catalogus van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst: ‘slechts één van de winnaars (had) van de eerste tot de laatste ronde alle juryleden achter zich’. In het Paleis op de Dam hangt het werk van de prijswinnaars Janne Schipper, Charlott Weise en Dan Zhu weliswaar keurig naast elkaar, maar als je op juryvoorzitter Gijs Frieling (in 1994 zelf een van de winnaars) af moet gaan, krijg je de indruk dat er zo’n Olympisch erepodium zou moeten zijn met nummer 1, 2 en 3. Wie als eerste eindigde zegt hij niet, maar wel krijg je een inkijkje in de gespannen sfeer tijdens de beraadslagingen: ‘Werkelijk als kemphanen stonden de juryleden tijdens de discussies tegenover elkaar’, schrijft hij.

Charlott Weise, ‘Herself in Passage According to G.H.’, 2020
Niet chic
Blijkbaar ging dat hanengevecht van de zevenkoppige jury om de in de kunstwereld actuele vraag of je de waaier van ‘achtergrond, geslacht, huidskleur, geaardheid of afkomst’ van de maker in je oordeel moet laten meewegen, of dat een schilderij los daarvan te zien is. Het zou interessant zijn te vernemen bij wie van de drie prijswinnaars en van de overige twaalf deelnemers het ene of het andere argument doorslaggevend was. Zo chic is het niet tegenover de kunstenaars, want wie wil er nou winnen dankzij haar of zijn achtergrond?
Janne Schipper gaat daar met haar werk lijnrecht tegenin. Ze maakt banieren van mooi satijn, maar het is niet de bedoeling dat je erachteraan loopt: ze propageren individueel denken. Op een ervan heeft ze een menselijke figuur geschilderd en met stof een tekst van Dante geappliceerd, ‘Il ben dell intelletto’ (Het goed van het intellect). In de catalogus spreekt ze zich expliciet uit tegen het idee dat je als vertegenwoordiger van een stamboom of groep idealen en ideeën uitdraagt: ‘Ik wil geen onderdeel worden van zo’n groepsdynamiek,’ zegt ze, ‘ik geloof in zelfexpressie als uiterste vorm van vrijheid’.
Ook Dan Zhu wilde, met een Chinese achtergrond, een eigen stem vinden toen ze eenmaal in in Europa werkte. In haar aquarium-achtige compositie ‘Six entrances’ (Zes opkomsten) blijft je oog dwalen over het herhalende motief van 24 gouaches van een toneel. Het geheel heeft, als in een Chinese landschapsvoorstelling, geen centraal perspectief, maar elk van de gouaches heeft dat weer wel.

Janne Schipper, ‘Approximate Distance I’, 2016
Sterrenhemel
Traditioneler als schilder is Charlott Weise. Met haar expressieve olieverfschilderijen lijkt ze uitstapjes te maken naar het expressionisme van de jaren tachtig. Verwijst Frieling naar haar wanneer hij schrijft: ‘Geregeld vragen we ons af of we een bewust citaat of eerbetoon zien of een onbewuste overeenkomst’?
De jury zal dat laatste vast ook hebben gedacht bij niet-winnaar Maxime Favre, waar het citeren van Co Westerik een diepere betekenis suggereert. Waarom wint Weise wel en Favre niet? En waarom ook niet Leonie Schneiders verhalende en heerlijk gedetailleerde familiescènes? Goed beschouwd had ook Matthijs Jeurings dromerige ‘Mid-City Garden’, Wouter Venema’s alchemistische sterrenhemels of de uitzinnige lichamelijkheid van Rinella Alfonso goed op de winnaarswand in het Paleis op de Dam gepast. Misschien was dat hanengevecht er simpelweg ook omdat er dit jaar veel goede inzenders waren.

Wouter Venema, ‘Poacher’s Atlas VIII (Dreaming Problem)’ en ‘Poacher’s Atlas XX (Dissolved Season)’, tweeluik, pulp van atlassen, kleding en gevonden papier op zwart MDF, 2019 en 2020
Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, t/m 31 december in het Paleis op de Dam in Amsterdam. Tickets vooraf reserveren via www.paleisamsterdam.nl.