23 december 2020
‘Historisch Amsterdam’ in het Rijksmuseum Amsterdam toont naast stadskaarten en heel diverse tekeningen onder meer ook vrolijke gezinnen. Beelden om je aan te laven, nu familie en vrienden met kerst maar heel beperkt samen kunnen komen.
Zes jaar lang hield amateurtekenaar Jacob de Vos (1774-1844) dagboeken van zijn kinderen bij. In tekeningen welteverstaan. Je ziet hoe ze ronddollen met de maskers van hun vaders theaterclub, of hoe de oudste twee (kleuters nog) zichzelf uitkleden, een mijlpaal die moest worden vastgelegd. Ze zijn getekend kort na 1800, maar het had net zo goed gisteren kunnen zijn. Toch was dat toen ongewoon, er zijn geen andere documenten bewaard met dit soort onconventioneel huiselijk gestoei en gerommel.

Jacob de Vos, Het tweede van acht getekende schetsboekjes, 27 december, ‘De jongens kleden zichzelf uit’, pen en inkt, penseel en waterverf in kleuren, 1803-1809
Uitgelezen verzameling
Net als alle tekeningen en prenten op de tentoonstelling ‘Historisch Amsterdam’ komen deze dagboekjes uit de uitgelezen verzameling van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), dat in 1858 werd opgericht. Het genootschap, nog steeds actief, zetelt al in het Rijksmuseum sinds de bouw in 1885. Hun geschiedenissen zijn verknoopt, maar het functioneert onafhankelijk. En toevalligerwijs was een van de zoons van Jacob de Vos medeoprichter. Zo’n 300 topstukken uit de KOG-collectie worden permanent in het Rijksmuseum getoond: iets wat maar weinig mensen weten. En nu dus ook nog tijdelijk een selectie tekeningen, knipsels en prenten.

‘Portret van Jacob de Vos Willemsz. als jongeman’, olieverf op doek, ca. 1793, Rijksmuseum
Schaduwportretten
De schetsboekjes van Jacob de Vos behoren tot de zogenoemde Atlas Zeden en Gewoonten van het KOG. Dat geldt ook voor de silhouetten van Johanna Koerten (1650-1715) en van de Weense kunstenaar Joseph Adolf Schmetterling (1751-1828), met grote precisie uit zwart papier geknipt. Als in een schaduwtheater trekken de figuren voorbij, altijd van opzij, elegant en toch ook een beetje statisch, maar steeds fascinerend. De hele familie, man, vrouw én kinderen opgedoft met strikjes, hoedjes en veren. Schmetterling maakte zelfs een reclameprent voor dit soort ‘Schaduwpourtraits’. En dat werkte, het was een tak van portretkunst die opdrachtgevers met grote namen trok.

Joseph Adolf Schmetterling, ‘Reclamebord voor de silhouetten van Joseph Adolf Schmetterling’, geknipt papier, penseel in zwart op lichtgroen fond, ca. 1785
Ongewone leegte
Van een heel ander kaliber zijn de verfijnde topografische tekeningen van de stad Amsterdam, zoals bijvoorbeeld ‘De IJgracht vanaf het Kattenburgerplein’. Weids is het gezicht op een brug dat Jan van Call (1656-ca. 1706) hier met trefzekere lijntjes tekende. Helemaal rechts is het gebouw te zien dat nu als het Scheepvaartmuseum bekendstaat. Die actualiteit maakt dat je je zelfs als niet-hoofdstedeling kunt oriënteren. De ongewoon aandoende leegte op straat doet wel een beetje aan onze lockdownsituatie denken.

Jan van Call, ‘De IJgracht vanaf het Kattenburgerplein’, grafiet, 1688-1689
De Dam als dam
Van bijzondere betekenis is ook de vroege stadsplattegrond van Amsterdam uit ca. 1557, gezien van bovenaf, door Cornelis Anthonisz. Het IJ, de kant waar tegenwoordig het Centraal Station ligt, plaatste Anthonisz aan de onderzijde van deze forse ingekleurde houtsnede. De stad is nog niet zo groot, maar ijkpunten als de Oude Kerk en het Damrak zijn al duidelijk herkenbaar. Hier zie je dat De Dam, ook tegenwoordig nog centraal gelegen, letterlijk een dam was die de rivier de Amstel van het water van het Damrak scheidde.

Cornelis Anthonisz, ‘Plattegrond van Amsterdam in vogelvlucht’, ca. 1557, vierde uitgave, ingekleurde houtsnede, ca. 1557
Fijnproevers
Water en schepen spelen telkens de hoofdrol in de tekeningen van de stad. Soms ook letterlijk, zoals op Jan van der Heydens tekening uit 1690 van een net gebluste brand op een schip. Hij was behalve kunstenaar ook de uitvinder van de slangenbrandschuit en liet nog hetzelfde jaar een prent naar deze tekening in zijn ‘Brandspuitenboek’ verschijnen.
De tentoonstelling heeft de logistiek niet mee, maar probeer je daardoor vooral niet van de wijs te laten brengen. Bepaald overzichtelijk is het niet: de werken hangen verspreid over vijf kabinetjes in alle uithoeken van het Rijksmuseum, het heeft meer iets weg van een speurtocht. Maar, met een plattegrond in de hand en soms wat aanwijzingen van beveiligers kom je er heus. En je wordt rijkelijk beloond. Je wervelt onderweg door de Nederlandse kunstgeschiedenis, van de middeleeuwen tot in de negentiende eeuw; zo bekeek ik het museum nog nooit. Met als beloning een schat aan uitzonderlijke tekeningen en kaarten. Een tentoonstelling voor fijnproevers. En voor na 20 januari, als de musea hopelijk weer open mogen en het virus onder bedwang is.

Jan van der Heyden, ‘Verbrand schip op de werf van de Oost-Indische Compagnie op Oostenburg’, zwart krijt, penseel in grijs en zwart, pen in bruin, 1690
‘Historisch Amsterdam’, t/m 10 mei in Rijksmuseum Amsterdam, MK geldig, www.rijksmuseum.nl. De tentoonstelling is te zien in de zalen 0.3, 1.8, 1.16, 2.7 en 2.21. Het Rijksmuseum is in verband met overheidsmaatregelen rondom Covid-19 gesloten tot en met 19 januari.