1 september 2021

Met veel plezier stellen wij onze nieuwe columnist aan u voor: Pauline Broekema. Vanaf Museumtijdschrift 6 schrijft zij elk nummer over persoonlijke kunstobservaties. Ze gaat daarbij uit van haar verwondering en haar journalistieke blik: “Ik wil alles weten.”

Ze moest lang nadenken voor ze ja zei, toen de redactie van Museumtijdschrift haar vroeg een vaste column te schrijven. “Ik was vereerd en het leek me meteen leuk,” vertelt Pauline Broekema (1954). “Maar jeetje, Oek de Jong opvolgen, dat is niet niks! Ik bewonder zijn werk als romanschrijver en columnist enorm. Zoals hij kan beschrijven hoe de regen op de kasseien glanst, zijn taalgebruik is zo mooi. En daarbij: hij is kunsthistoricus, ik niet.”
Broekema’s wortels liggen stevig verankerd in de journalistiek. Ze werkte onder meer voor het Noordhollands Dagblad en Hier en Nu Radio (NCRV) en was maar liefst 34 jaar verslaggever voor het NOS Journaal, waarvan ze in 2018 afscheid nam. Daarnaast schrijft ze boeken op het snijvlak van realiteit en fictie, met als meest recente voorbeeld Tekenares van Montparnasse (2020), over kunstenaar Edith Auerbach (1899-1994).

Mijn vader nam me als kind vaak mee naar musea, hij heeft me echt leren kijken 

Verbazing
Broekema groeide op in de stad Groningen, in een huis vol kunst. “Mijn vader was in de jaren zeventig directeur van de Culturele Raad van de provincie Groningen. Hij had veel kunstenaarsvrienden, zoals Henk Helmantel en Johan Dijkstra van kunstenaarsvereniging De Ploeg, en thuis werden we omringd door werk van Karel Appel en Sonia Delaunay. Hij nam me als kind vaak mee naar musea, hij heeft me echt leren kijken.” Door de bevlogenheid van haar ouders ging Broekema, eenmaal volwassen, zelf ook kunst verzamelen. “Het begon met een prent van Reinier Lucassen, inmiddels hangen ook bij mij de wanden vol, daar houd ik van.”
Vanuit die liefde voor kunst besloot ze het aanbod te aanvaarden en in de voetsporen van Oek de Jong te treden als Museumtijdschrift-columnist. “Maar,” zegt ze, “ik ga het anders doen. Ik schrijf niet vanuit kunsthistorische kennis, maar vanuit mijn eigen verbazing. Ik vraag me altijd af: waarom vind ik dit mooi? Als ik in een museum ben, volg ik ook nooit de vaste route. Ik word ergens naartoe getrokken, iets waardoor ik ontroerd word, en blijf daar dan heel lang staan. Waar hem dat in zit? Ik denk dat het met schoonheid te maken heeft, en oprechtheid. Het vroege werk van Anton Heyboer vind ik bijvoorbeeld prachtig, maar het latere is me te makkelijk, een trucje bijna. Damien Hirst, ook bij hem denk ik: is het effectbejag?”

Nog een overeenkomst met mijn werk bij het NOS Journaal: ik richt me op heel Nederland, de focus ligt al te vaak op wat er in de Randstad gebeurt

Zendingsdrang
In haar columns zal Pauline Broekema dan ook niet de kunst van supersterren bespreken, ‘die zien mensen toch wel’. “Juist onbekende werken waar een verhaal achter zit, die vind ik interessant. Ik heb ook wel die zendingsdrang van mijn vader. Dat je mensen toe wilt roepen: Kijk nou toch!” Daarbij kijkt ze met een journalistieke blik. “Ik verdiep me grondig in het verhaal, ik wil alles weten.”
Als onderwerpen kiest ze bij voorkeur kunstwerken die mensen kunnen gaan zien. “En, nog een overeenkomst met mijn werk bij het NOS Journaal: daarbij richt ik me op heel Nederland, de focus ligt al te vaak op wat er in de Randstad gebeurt. Ik hoop dat ook mensen daarbuiten zich in mijn verhalen zullen herkennen.”
Aan ideeën heeft Pauline Broekema in ieder geval geen gebrek; er ligt een lijst met onderwerpen klaar. “Die moet ik alleen nog uitwerken. Soms heeft zoiets weken of zelfs maanden nodig om vorm te krijgen in mijn hoofd. Maar zodra de eerste zin op papier staat, komt de rest vanzelf.”

Museumtijdschrift 6 met ‘Speuren naar hijskranen’, de eerste column van Pauline Broekema, is nu verkrijgbaar via onze webshop museumtijdschrift.nl en vanaf 7 september in de winkel.

Foto: Gert Jan van Rooij