Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 8, over Johanna van de Wint, een eigenzinnige schilder met een bewogen verleden. 

 Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column.

De bogen, de naalden van staal, de tunnels, de traptreden, het schrijfhuisje… ze horen in het duingebied. In De Nollen vullen natuur en kunst elkaar feilloos aan. Ooit was het een verwaarloosde plek, ten zuiden van Den Helder. Schilder en beeldhouwer Ruud van de Wint trok zich er na grote nationale en internationale successen terug en schiep het beeldenpark. In 2006 overleed hij tijdens zijn werk aan een hartaanval. “Vijftien jaar geleden alweer”, zegt zijn zoon Gijs.
We zitten in het atelier aan de rand van De Nollen, waar zijn beroemde vader het gebied ontwikkelde en werkte aan wat elders verrees. De beelden rond Hoogeveen bijvoorbeeld. Of De tong van Lucifer in Flevoland, door een gedeputeerde ‘godslasterlijk’ genoemd. Van de Wint maakte de wandpanelen in de plenaire vergaderzaal van de Tweede Kamer. De plafondschilderingen in het stadhuis van Groningen zijn ook van zijn hand. Die zullen helaas na de grondige renovatie van het stadhuis niet meer te zien zijn.

Zuurstokroze
Uit mijn rugzak haal ik wat al tientallen jaren met mij meeverhuist. Het schilderijtje was van veel getuige. Feesten en partijen. Vreugde en verdriet. Dat maakt dat je je hecht aan een kunstwerk. Maar dat is het niet alleen. Ik word na al die jaren nog altijd geraakt door de geborgenheid die er voor mij uit spreekt. De onbekommerde liefde voor de natuur. De vrijheid die de schilderes zich permitteert om een – reusachtige – vlinder het roze van een zuurstok te geven. Het lammetje dat ze, opvallend dik in de witte verf, voor het huisje zet.
Tegenwoordig hangt het in de keuken. Laatst, aan het ontbijt, besloot ik eindelijk eens de achtergrond van de maker te achterhalen. Het doekje kocht ik in Den Helder op een veiling voor goede doelen. De schilderes, J.K. van de Wint, was een dame op leeftijd, werd me verteld. Dankzij de site van het RKD- Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis vind ik de vrouw, die op haar zestigste begon met schilderen. Johanna Krijna van de Wint-Rotmans (Amsterdam 1901-Den Helder 1998).
“Ja, dat is van haar. Onmiskenbaar.” De kleinzoon van Johanna van de Wint houdt het doekje voorzichtig vast. ‘Moe Wint’, zoals ze wel werd genoemd, was sterk en stoer. Een grote vrouw met grote handen. Tot haar 85ste maakte ze nog lange wandelingen. Ze trouwde twee keer, kreeg zes kinderen. Ruud, haar jongste kind, was haar oogappel. Johanna beweerde dat hij zijn talent van haar had geërfd. “Ik denk dat het andersom zat”, zegt Gijs. “Toen mijn vader naam begon te maken, is zij ook gaan schilderen.” 

Het schilderijtje was van veel getuige: feesten en partijen, vreugde en verdriet.

Paleis
“Ze was rechtdoorzee. Ze mocht je of ze mocht je niet”, vertelt haar schoondochter Rietje, de weduwe van Ruud. De keuken in het ouderlijk huis van Ruud, Ceramstraat 52 in Den Helder, deed meestal dienst als Johanna’s atelier. Als het snel moest – en dat moest het vaak – legde ze haar doek of paneel op het aanrecht en begon. Rietje: “Winkelen vond ze gezellig. Als ik haar kwam halen, was ze vaak nog bezig. In haar onderjurk, onder de verf. ‘Ik kom er zo aan’, zei ze dan. Donderde de kwasten in een blik, schoot over de verfspatten heen haar jurk aan en zo gingen we op pad.”
Gijs weet nog dat toen zijn vader van koningin Beatrix de prestigieuze opdracht ontving om een plafondschildering voor Paleis Noordeinde te maken, zijn oma de huishoudtrap pakte en de zoldering van haar woonkamer ook maar eens onder handen nam. Rietje: “Mijn schoonvader vond het allemaal prima. Hij was haar steun en toeverlaat. Hij zat bij de marine. Ze schreef hem brieven op rijm. Die werden aan boord hardop door hem voorgelezen.”

Bewogen verleden
Johanna exposeerde in galeries en verkocht volgens Rietje heel aardig. De onderwerpen wisselden. Na een bezoek aan een zoon uit haar eerste huwelijk, een modeontwerper in New York, waren wolkenkrabbers een tijdlang een thema.
Achter de eigenzinnige vrouw schuilde een bewogen verleden. Was de wereld die ze schilderde een manier om de harde realiteit uit haar jonge jaren te verwerken? Als meisje moest ze meehelpen in de kleermakerij van haar vader. Ze ging vroeg het huis uit, werkte – vooruitstrevend als ze was – in een vegetarisch restaurant. Haar eerste echtgenoot, ook een marineman, verongelukte in 1930. Hij stortte neer met een watervliegtuig. Ze bleef achter met twee jonge kinderen.
Toen de interesse voor naïeve kunst afnam, begon ze abstract te werken. Met hulp van haar zoon. “Mijn vader gaf haar opdrachten”, vertelt Gijs. Hij laat een voorbeeld zien, het hangt op een prominente plek in zijn huis op De Nollen. Een mooi kubistisch doekje in een lijst die door haar zoon is gemaakt. Rietje herinnert zich de ommekeer: “Ze deed erg haar best. Ruud prees haar eens, vond een schilderij geweldig. ‘Ach, je neemt me in de maling’, zei ze. Maar hij meende het, hij vond dat ze niet wist hoe goed ze was.”

Hoofdbeeld: Johanna van de Wint, zonder titel, olieverf op doek, 24 x 18 cm, foto: Gert Jan van Rooij