18 oktober 2022

De wereld door David Hockneys (1937) ogen is altijd een feest. De nu hoogbejaarde kunstenaar is op latere leeftijd expressionistische landschappen gaan schilderen in bijna lichtgevende neonkleuren. De tentoonstelling in het Teylers Museum gaat echter over de kunsthistorische theorie waarmee hij in 2001 lichte opschudding veroorzaakte. Hockney is er namelijk van overtuigd dat de schifting die binnen de schilderkunst ontstond tijdens de renaissance, waarin kunstenaars in alle opzichten, maar met name in perspectief, realistischer gingen schilderen, alles te maken heeft met het gebruik van optische hulpmiddelen. Hockney’s Eye legt zijn theorie uit door werken naast elkaar te plaatsen die zijn vervaardigd met verschillende technieken, dus zowel mét als zonder hulp van spiegels, lenzen of microscopen. Zo ziet de bezoeker met eigen ogen wat het effect is van het gebruik van bijvoorbeeld een camera lucida (een soort camera obscura). De gezichten op de tekeningen lijken meer te spreken en zijn zeer gedetailleerd. Bovendien toont het Teylers een greep uit de eigen collectie van wonderlijke optische apparaten. Hoewel de grootte van de zaal misschien tegenvalt, zijn de werken van hoge kwaliteit en valt er genoeg te ontdekken als u goed genoeg door Hockneys lenzen tuurt.

Zaaloverzicht, foto: Bastiaan van Musscher
David Hockney, ‘Annunciation II, after Fra Angelico’ uit ‘The Brass Tacks Triptych’, 2017, © David Hockney, foto: Richard Schmidt