Het Museum of Comic Art, dat nog geen drie jaar oud is, presenteert deze zomer alweer haar vijfde tentoonstelling: ‘Beestenboel, animal characters in comic art’.

Na het succes van eerdere tentoonstellingen, zoals ‘Grensverleggers’ en ’70 jaar Donald Duck’, is het museum vastbesloten om door te gaan met het tonen van spraakmakende exposities.

Antropomorfisme in de stripkunst

Deze zomer wordt het museum overgenomen door katten, beren en vossen voor een internationale tentoonstelling over dieren in de strip.

De tentoonstelling Beestenboel laat zien hoe veelzijdig en uniek de stripkunst als is als mediavorm voor antropomorfisme.

Of dat nu is doordat ze (soms letterlijk) in de marge commentaar leveren op de handelingen van hun baasje, of doordat ze zelf de hoofdrol krijgen, vaak in hun eigen, haast menselijke wereldjes.

De tentoonstelling Beestenboel pretendeert geen volledig overzicht te geven, maar laat aan de hand van grote thema’s zien wat er allemaal mogelijk is. Er zijn dieren die nog heel dicht bij de fabels staan, zoals de pratende beesten van Jean Dulieu, Marten Toonder, Walt Disney en zelfs de Duitse ‘Fix und Foxi’.

Dan de dieren die een eigen gemeenschap hebben opgebouwd op het platteland, zoals de vele creaties van Raymond Macherot (de meester van het genre, aan wie een speciale muur is gewijd) en natuurlijk ‘Pogo’ van Walt Kelly.

Ook zijn er dieren die in hun eigen stad leven, zoals de Franse ‘Canardo’ en de Amerikaanse ‘Fritz the Cat’ van Robert Crumb.

Sommige stripmakers gebruiken dieren om commentaar te leveren op de wereld om zich heen, zoals Jan Kruis met de rode ‘Je-Weet-Wel Kater’ uit ‘Jan, Jans en de Kinderen’ maar natuurlijk ook ‘Fokke & Sukke’ van Jean-Marc van Tol.

Beeld: Gerrit de Jager