Experiment en vernieuwingsdrang 1940 – 1965, naoorlogs werk uit de collectie Fransen te zien met werk van onder meer Anton Rooskens, Lotti van der Gaag, Theo Stiphout, Theo Niermeijer, André van der Vossen en Sedje Hémon.

De tentoonstelling geeft een caleidoscopisch overzicht van de Nederlandse naoorlogse kunst. De collectie van De Wieger is gericht op de periode vóór de Tweede Wereldoorlog. Met deze tentoonstelling laat het museum juist zien wat er hierna gebeurde. De werken, van onder meer Anton Rooskens, Toon Kelder, Lotti van der Gaag, Theo Niermeijer en André van der Vossen, komen uit de omvangrijke collectie van verzamelaar Ger Fransen. De kunstenaars werkten in verschillende stijlen en stromingen, maar hebben één ding gemeen: hun streven naar vernieuwing in een roerige periode.

Na de oorlog had realistische kunst voor velen een nare bijsmaak gekregen. De bezetter had realisme als goed bestempeld en abstracte en expressionistische kunst als entartet. Na de oorlog wilde nog maar een kleine groep kunstenaars zich toeleggen op realistische kunst. Toch maakte de figuratieve kunst in Nederland uiteindelijk haar eigen ontwikkeling door. Aan de hand van werk van onder meer Theo Stiphout, Toon Schutte en Louis Schrikkel is te zien hoe kunstenaars een nieuwe vorm van realisme ontwikkelden die verwantschap vertoont met de nieuwe zakelijkheid. Daarnaast kwam een nieuwe kunststroming op die vrijheid in de kunst centraal stelde. Zowel CoBrA als de Nederlandse Experimentele Groep experimenteerde met een vorm van figuratie die was afgeleid van de naïviteit van kindertekeningen. Een groot aantal kunstenaars in de collectie Fransen, zoals Lotti van der Gaag, Jan Sierhuis en Guillaume Lo-A-Njoe en Anton Rooskens, werkten in deze baanbrekende stijl.

Beeld: André van der Vossen Het rode wolkje olieverf op doek jaren 40