Glasblazers zijn bij uitstek praktisch geschoold: de enige manier om het vak te leren is op de werkvloer. In 1926 ontstond bij de Glasfabriek Leerdam het idee om een bedrijfsschool op te richten. Hier zouden jonge werknemers, naast hun werk, vakken leren die hun vakmanschap en algemene ontwikkeling zouden bevorderen. Door de economische crisis ging dit plan niet door.

Eind jaren ’30 ziet ontwerper en artistiek leider A.D. Copier echter kansen in figuratief glas, populair op de markt. Dit vereist groot vakmanschap dat in Nederland ontbrak, wat slecht was voor de concurrentiepositie. Copier krijgt toestemming om een Glasschool te starten, ondanks de economische problemen en de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Hij benadrukt de noodzaak van een opleiding gericht op perfect glaswerk.

Tijdens de driejarige opleiding ontvangen de leerlingen onderwijs in glasblazen, glasslijpen en het ontwerpen van glas. In 1943 volgt een vierjarige Decoratiecursus, die uiteindelijk een grote invloed heeft op het aanzien van het Nederlands glas. Leerlingen zoals Floris Meydam en Willem Heesen drukten hun stempel op het vak. Docent aestetische vormgeving Sybren Valkema speelde een belangrijke rol in hun artistieke ontwikkeling, met lessen in kunstgeschiedenis en tekenen; en excursies naar musea en theaters in Nederland en Frankrijk. In het graveer-, schilder- en slijpwerk van leerlingen zijn invloeden van bewonderde kunstenaars zoals Picasso, Matisse en Chagall duidelijk zichtbaar.

Midden jaren vijftig ging de Glasschool op in de nieuwe Ambachtsschool in Leerdam en verdween als zelfstandige instelling.

De Glasschool heeft een sterke impuls gegeven aan naoorlogs Leerdams en Nederlands glas.