Door Cobra kunstwerken naast die van andere, niet aan Cobra gelinkte kunstenaars te plaatsen ontstaan nieuwe dwarsverbanden in stijl, zeggingskracht of betekenis, zonder deze direct te labelen als Cobra -of niet-Cobrakunst. In een retrospectief van zo’n vijfenzeventig jaar is dat nu beter zichtbaar te maken. Zo is duidelijk dat eigenlijk van het begin grote verschillen tussen individuele Cobra kunstenaars waren, maar daarnaast  is het duidelijk dat ieders artistieke ontwikkeling totaal verschillend is verlopen. In zo’n terugblik kan er ook een voorlopige balans worden opgemaakt hoe de Cobra kunstwerken zich verhouden tot de internationale ontwikkelingen. Soms blijkt een individuele stap, zoals het nieuw Babylon project van Constant of de ideeën van de Situationisten (Asger Jorn, Guy Debrod en Jacqueline de Jong) ook in deze tijd nog relevantie te hebben. Maar ook binnen de schilder –of beeldhouwkunst is te zien dat het werk van individuele Cobra kunstenaars nog steeds overtuigen in expressieve kracht.

Het uitgangspunt van deze tentoonstelling is om een zodanige mise en scène te maken waardoor vergelijkingen gemaakt kunnen worden. Door Appel naast Picasso te tonen, maar ook heel dichtbij een reliëf van Schwitters en Brands. Picasso was belangrijk voor het loslaten van een logische relatie tussen kleur en vorm en bij Schwitters wordt het beeld van het schilderij (reliëf) ‘opengebroken’. Beide kunstenaars waren in die zin erg belangrijke voorbeelden. Of je kunt ervaren hoe de speelsheid van Klee en de sprookjes achtige vormen van Mirò belangrijk zijn geweest voor schilders als Brands, Wolvecamp en Rooskens.