Door de eeuwen heen hebben kunstenaars uitdrukking gegeven aan ons verlangen om op te gaan in de natuur. Tot de negentiende eeuw zijn dit vooral gekunstelde romantische landschappen, vaak met een verhalend element; een Bijbelse voorstelling op de voorgrond, of twee herders met hun kudde in een veld. Even voor het midden van de negentiende eeuw verandert dit. Kunstenaars gooien het roer om. Ze gaan op zoek naar manieren om het landschap natuurgetrouw te tonen. Ze tekenen en schilderen herkenbare plekken.
Naar buiten, lopen totdat je een schilderachtig plekje hebt gevonden of verrast wordt door een donderbui. Want, zo zei de Nederlandse kunstenaar Willem Roelofs (1822-1897), “met boos weer is de natuur […] hem het liefst.” Kunstenaars kiezen bewust voor het eigen landschap – dat wat zij overal om hen heen zien. En dit gebeurt niet alleen in Nederland. Deze ontwikkeling is terug te zien in de wereldwijde kunstproductie van deze periode. In zowel West-Europa als de Verenigde Staten, Rusland, Korea, China en Japan trekken kunstenaars door hun eigen landschap, op zoek naar inspiratie. Ze gaan op zoek naar het eigene, het bijzondere en het spectaculaire in hun omgeving en geven dit weer op hun unieke manier. Van 18 februari tot en met 9 juni 2024 organiseert Rijksmuseum Twenthe een grote landschapstentoonstelling rond dit internationale fenomeen van de plein-air schilderkunst gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw.
Beeld: Pekka Halonen, Winterlandschap, 1896, Ateneum Art Museum, Helsinki