Het lot van homo’s en lesbiennes tijdens de Tweede Wereldoorlog werd lange tijd miskend. De overgrote meerderheid van de bevolking was niet op de hoogte. De tentoonstelling brengt hun precaire situatie aan het licht in België en buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Pas sinds enkele tientallen jaren verschijnen belangrijke historische studies die meer inzicht geven in de onderdrukking van homo’s en lesbiennes tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 2001 gaf een toespraak van premier Lionel Jospin in Frankrijk de aanzet voor een officiële erkenning van de deportatie van homo’s en lesbiennes.
Op basis van een waaier aan documenten – de meeste werden in België nooit eerder getoond – gaat deze expo op zoek naar antwoorden. De expo plaatst de vervolging van homoseksuele mannen en vrouwen tijdens het naziregime in een ruim geografisch kader – al staat de toestand in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland centraal – en belicht deze onderdrukking over een langere periode.
Homo’s en lesbiennes kenden uiteenlopende lotsbestemmingen. Sommigen kozen voor een leven in ballingschap, anderen leidden een dubbelleven. In Duitsland werden door het regime bijna 100.000 homoseksuelen geregistreerd, van wie 50.000 een veroordeling opliepen. Tussen 5.000 en 15.000 homoseksuelen belandden in een concentratiekamp, waar het merendeel om het leven kwam. Hun lot verschilde echter aanzienlijk van kamp tot kamp en naargelang de datum van hun opsluiting. Lesbiennes bleven op juridisch vlak buiten schot, behalve in bepaalde regio’s. Zo werden in Oostenrijk een aantal lesbiennes als ‘asocialen’ of ‘communisten’ gedeporteerd.