In 1865 besloot de kunstschilder Jacob Maris (1837-1899) samen met zijn vriend Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902) zijn geluk te beproeven in de wereldstad Parijs. Korte tijd later stond de schilder David Adolphe Constant Artz (1837-1890) voor hun deur in de bruisende metropool en in 1869 trok Matthijs Maris (1839-1917) bij de schilders in. Het waren arme maar productieve artistieke jaren. Inmiddels was ook de aan tuberculose lijdende violist Jan de Graan (1852-1874) – eens een beroemd wonderkind – bij de schilders in Parijs gearriveerd. De musicus, een wees, was goed bevriend met Artz, die zich het lot van de jongen zeer aan trok. De schilders bleven werken in Parijs ondanks de bloedige Frans-Duitse oorlog en de Commune. Jacob Maris legde zich onder meer toe op het schilderen van ‘Italiennes’, jonge meisjes in Italiaanse klederdracht. Kaemmerer koos voor een opleiding aan de Academy des Beaux-Arts en schilderde Scheveningse strandgezichten. Artz schilderde steeds vaker Hollandse onderwerpen en Matthijs Maris maakte na alle oproer in Parijs meerdere sprookjesachtige symbolistische schilderijen. Het was een enerverende periode: La vie de Bohème. De tentoonstelling laat werk van al deze schilders zien.

Beeld: La Bohème, Katwijks Museum