Ooit lag Zuidoost Fryslân aan zee. Het gebied had een kust en wel een zeer bijzondere. Vanuit de binnenlanden van Zuidoost Fryslân, vanaf de hogere gronden ten westen van het Drents plateau stroomden rivieren naar zee. Linde en Tjonger vormden een in het Nederlandse landschap unieke delta. De delta was kwetsbaar voor overstromingen. In 1701 en 1703 spoelden de dijken tussen Lemmer en Kuinre weg en stroomde het gebied diep landinwaarts onder het zoute water. Maar aan de kust lagen ook de poorten naar de wijd wereld en naar Holland. Via Lemmer en de sluizen van Schoterzijl en Kuinre werd de turf vervoerd naar de Hollandse steden. De hoge gasten of buitenlandse bezoekers kwamen niet over land, maar ontscheepten zich in Lemmer en reis- den dan via Joure en Heerenveen naar Beetsterzwaag, Drachten en verder. Men stak niet in een kwartiertje het gebied over van Zwolle naar Leeuwarden, maar men zette voet aan wal en reisde dan Stroomopwaarts door het gebied, van dorp naar dorp, men ontdekte een nieuwe cultuur.

Museum Opsterlân wil de bezoeker meenemen op ontdekkingstocht door het gebied. Het museum heeft een vaste cultuurhistorische collectie met daarin aan- dacht voor de veenontginning in Nij Beets, de opko- mende arbeidersbewegingen in de regio rond 1880 en het verhaal van de adel en hoge heren uit Beetsterzwaag. Aanvullend op de eigen collectie worden er beneden landkaarten en atlassen uit de schatkamers van Tresoar getoond die een beeld geven van de ontwikkeling van het landschap tussen ca. 1700 en 1920. Door de gemeente Opsterland lopen de Drachtster Compagnonsvaart, De Schoterlandse Compagnonsvaart en de Op- sterlandse Compagnonsvaart heen samen met it Alddjip (Het koningsdiep) of Boar. Een heel waterrijk gebied wat het museum onder de titel Stroomopwaarts verder gaan uitlichten.