Doubling is het linguïstische (taalkundige) fenomeen van iets onnodig dubbel zeggen in een zin. In de kunsttheorie is doubling (verdubbeling) iets heel anders, namelijk de verdubbeling van de werkelijkheid in het kunstwerk. Een kunstwerk is geen imitatie van de werkelijkheid, maar voegt er iets aan toe dat er eerder nog niet was. Dit doet een kunstwerk door, met en in zijn specifieke vorm: de structuur van het kunstwerk. De linguïstische term voor zo’n structuur is: syntaxis. De syntaxis speelt een rol in hoe een zin, een tekst – en dus ook een kunstwerk – betekenis genereerd. Het maakt uit waar, welk woord staat in een zin. Met de plaats van het woord in de zinsstructuur verschuift de betekenis van zowel het woord zelf, als van de zin waarin het staat, subtiel.

Wanneer we een linguïstisch fenomeen als doubling zouden zoeken in een beeldend kunstwerk, dan zou het gaan om een verdubbeling van een element in de opbouw van de structuur ervan. Zo’n verdubbeling voegt een laag toe aan de betekenis van het werk. In de kunst wordt wel vaker gesproken van gelaagdheid. Vaak bedoelt men dan de verschillende lagen (bijvoorbeeld verflagen) die zijn aangebracht (en soms ook weer deels zijn weggehaald) in het ontstaansproces van een kunstwerk. Maar het woord gelaagdheid kunnen we dus ook prima gebruiken voor de verschillende betekenissen die in een kunstwerk gevonden kunnen worden.

De bijzondere, Nederlandse kunstenaars Vincent Verhoef en Just Quist maken werk dat op het eerste gezicht misschien eerder plat, strak en sec lijkt dan gelaagd. Maar deze eenvoud en ‘platheid’ is een uiterlijke schijn. Want inhoudelijk zijn er juist vele en ingewikkelde betekenissen in te vinden. De werken verwijzen bijvoorbeeld naar de stand van de sterren op specifieke plaatsen en tijden, of naar gebeurtenissen uit de persoonlijke geschiedenis. Of ze spelen een spel met de betekenissen van woorden en van kunstwerken, of van tentoonstellingsruimten.

De presentatie syntactic doubling, semantic layering in R.S.O.L. Deventer voegt op een dubbele manier iets toe aan de werkelijkheid wat er eerder nog niet was. De vraag staat centraal: hoe werken verdubbelingen in de structuur van kunstwerken – én in de syntaxis van een tentoonstelling? Hoe hebben deze verdubbelingen ‘zin’? Wat voegen verdubbelingen van elementen uit verschillende werken aan elkaar toe? En hoe laten ze de betekenissen van diezelfde werken daardoor verschuiven? Tot aan de uiteindelijke vraag van hoe deze verschuivingen onze kijk op de werkelijkheden die wij zelf zijn en waarin wij bestaan kan vernieuwen.