Voor het eerst worden de werken van meer dan 50 vrouwelijke ontwerpers en makers die actief waren in België tussen 1880 en 1980 samengebracht. Op basis van recent onderzoek werden objecten uit allerlei disciplines verkregen vanuit verschillende musea en privécollecties voor deze tentoonstelling. Veel van deze stukken zijn nog nooit eerder vertoond geweest aan het publiek.
Van het nauwelijks bekende werk van Maria Sèthe, tot de Belgische Art Nouveau en Hélène Denis-Bohy’s gedurfde moderne typografie voor haar feministische pamfletten gedrukt op de La Cambre drukpers, van buitengewoon Belle Époque keramiek gemaakt door ontwerpsters opgeleid aan België’s eerste vakschool voor vrouwen, tot kantwerk uit raffia vervaardigd door anonieme handen in Congolese missiescholen. De tentoonstelling belicht de waardevolle maar ondergewaardeerde creativiteit van vrouwen uit diverse gebieden van handwerk en design vanuit een originele, thematische benadering.
Met de nadruk op zichtbaarheid, onderzoekt de tentoonstelling hoe vrouwen design hebben ingezet voor hun emancipatie door het signeren van hun werk, deel te nemen aan tentoonstellingen en bij te dragen aan belangrijke ontwikkelingen in hun vakgebied. Hun werk wordt hier gepresenteerd als een bewijs van hun veerkracht, vernieuwing en creativiteit.
Tegelijkertijd gaat de tentoonstelling in op de uitdagingen van onzichtbaarheid waarmee vrouwelijke ontwerpers werden geconfronteerd. Hun auteurschap werd vaak verhuld door maatschappelijke normen, sociale klasse, omdat ze achter de schermen werkten of in samenwerkingsverbanden. Deze tentoonstelling belicht hoe verwaarloosde of foutief geattribueerde bijdragen hebben geleid tot hun onbekendheid en miskenning.
De tentoonstelling kijkt ook naar het pad naar professionalisering die deze vrouwelijke ontwerpers aflegden door onderwijsinstellingen (als studenten en docenten), organisaties en netwerken om hun plaats te verwerven in professionele kringen. Deze reis onthult hun vastberadenheid en de middelen die ze hebben ingezet om hun stempel te drukken in een overwegend mannelijke sector.
Ten slotte toont het gebied van huisvlijt hoe vrouwen vanuit en voor hun huiselijke omgeving, hun eigen visuele en materiële cultuur creëerden, die op haar beurt als inferieur werd beschouwd of voor moralistische doeleinden werd geïnstrumentaliseerd. De creaties werden gedreven door praktische noden, traditie, zogenaamde “deugd” of een gebrek aan geschikte alternatieven op de commerciële markt. Ze benadrukken hoe vrouwelijke makers, zowel individueel als gezamenlijk, hun vindingrijkheid en inventiviteit hebben ingezet om hun visies tot uitdrukking te brengen.
Beeld: Design Museum Brussel