De vanwege gezondheidsklachten vroegtijdig gepensioneerde directeur van De Munt in Soerabaja, vestigde zich in 1841 met zijn gezin in Kampen. Juist in deze periode, 1841-1853, beleefde Kampen in alle opzichten een periode van bloei.
De laatste stadsmuren werden geslecht, parken werden aangelegd, architect Nicolaas Plomp drukte zijn bouwkundige stempel op de stad met de bouw van de Synagoge, de Lutherse en Waalse kerk, een nieuwe ‘concertzaal’ en de aanleg van een nieuw IJsselfront dat nog steeds adembenemend is.
De handel bloeide, er was een veerdienst tussen Amsterdam en Zutphen en er was een dienstregeling van Kampen naar het Engelse Hull en het Duitse Keulen. Tegelijkertijd floreerde het culturele leven in de stad. Aan de hand van De Vogel’s kasboeken over de jaren 1841 tot aan zijn dood in 1853 wordt deze bloeiperiode van de stad in beeld gebracht.
Beeld: Kasboek ‘De Vogel’, binnenzijde, Stedelijk Museum Kampen

