Enschede ademt creativiteit: van kunstenaars tot eigenzinnige creatieve initiatieven. Enschede blijkt een vrijplaats voor experiment, waarbij er ruimte is voor nieuwe kunstvormen en kunstenaarsinitiatieven. Hoe kon juist hier zo’n vruchtbare voedingsbodem ontstaan voor kunst? Ligt het aan het DNA van de stad, aan de ligging buiten de Randstad, of is het misschien wel een unieke combinatie van omstandigheden? En welke rol speelden Rijksmuseum Twenthe en de Academie voor Kunst en Industrie (AKI) in deze ontwikkeling?

Vrijgevochten en open voor het experiment
In het begin van de twintigste eeuw is Twente nog nauwelijks zichtbaar op de culturele kaart. Maar de industrialisatie, die de regio economisch op de kaart zet, brengt ook iets anders teweeg: een groeiende belangstelling voor kunst en cultuur. Wat begint bij de Oudheidkamer Twente, groeit uit tot de wens om kunst een volwaardige plek te geven in de regio. De opening van Rijksmuseum Twenthe in 1930 is daarin een cruciaal moment. Na de oorlog zoeken kunstenaars in Twente aansluiting bij de tijdgeest. Ze willen modern werken, experimenteren, andere vormen vinden. In diezelfde periode wordt ook kunstacademie AKI opgericht. De AKI zou uitgroeien tot een eigenzinnige en vooruitstrevende academie, waar kunstenaars met lef en verbeeldingskracht de grenzen van de kunst opzochten. Deze ontwikkelingen zorgen samen voor een klimaat waarin de kunst kan bloeien. Twente ontwikkelt zich tot een regio waar moderne kunst niet alleen wordt omarmd, maar ook een eigen signatuur krijgt: vrijgevochten en open voor het experiment.

De afstand tot de Randstad, vaak als een gemis gezien, blijkt ook een kans. Juist die ruimte, letterlijk en figuurlijk, maakt het mogelijk om vrij te denken en te experimenteren. Niet gebonden aan de gevestigde orde ontstaat hier een kunstwereld waarin verbeelding en eigenzinnigheid centraal staan.

Beeld: Ben Akkerman, Zonder titel, 1960. Tempera op papier, Collectie-Rijksmuseum