Op 4 april 1850 kwamen zestien “vrienden van het verleden” bijeen in de lokalen van de Société d’Émulation in Luik om de basis te leggen voor een wetenschappelijke vereniging met als voornaamste doel het onderzoeken, verzamelen en bewaren van kunstwerken en archeologische monumenten die getuigen van het verleden van Luik. Deze missie staat nog steeds vermeld in artikel 1 van de statuten van het Institut archéologique liégeois (IAL), de naam die aan de nieuwe vereniging werd gegeven.

Al vroeg in zijn geschiedenis en dankzij gulle donateurs kon het IAL talrijke voorwerpen verzamelen die voornamelijk betrekking hadden op het verleden van de regio Luik. Enkele belangrijke werken waren al aanwezig, zoals het mausoleum van prins-bisschop Velbruck, dat nu in het klooster van de kathedraal is ondergebracht, of het bas-reliëf van de Maagd van dom Rupert, een van de meesterwerken uit de collecties van het Grand Curtius.

Beeld:Grand Curcitus, Verborgen schatten van het Archeologisch Instituut van Luik