Roger Raveel wordt als één van de belangrijkste Belgische kunstenaars na WO II beschouwd. Zijn werk is niet in de bekende kunsthistorische hokjes te catalogiseren. Het is eigentijds en tijdloos. Het schuwt elke eenzijdige benadering. De voedingsbodem van Raveels kunst is zijn onmiddellijke omgeving, wat niet betekent dat Raveel lokaal gebonden zou zijn. De dingen om hem heen krijgen in zijn schilderijen, tekeningen, objecten en installaties een universele betekenis: de man, de vrouw, de planten, de fietskar, de reclame, de technologie worden in tijd en ruimte gezien. Ongemeen boeiend is zijn gevarieerde plastische taal. Vaak tegengestelde schrifturen of schilderwijzen geven aan zijn werk een spanning die de beschouwer opnieuw de werkelijkheid doet ontdekken. Stéphane Beel ontwierp een museum waarin de kunst van raveel zich thuisvoelt. Het is een gebouw dat zich op een bevreemdende en vervreemdende manier in het dorp integreert. Het stoot het dorp niet af. Integendeel. Het vindt er zijn plaats en benadrukt de werkelijkheid ervan. Onopvallend opvallend, open en dicht, helder en ondoorgrondelijk neemt het de kavels in zich op als in een leesbaar labyrint van ruimtes. Het kijkt naar de omgeving, laat ze in zich toe en trekt zich in zichzelf terug. Kenners noemen het één van de boeiendste en meest poëtische werken van deze architect.