In de collectie van Museum Paul Tetar van Elven (1823-1896) bevindt zich een groot aantal landschappen, zowel van de kunstenaar zelf als van anderen. Op de tentoonstelling ‘Buiten’ zijn die werken samengebracht, het werk van Paul Tétar en zijn familie en het werk van anderen. Het is opmerkelijk dat Paul zo’n belangstelling had voor landschappen, omdat hij zichzelf vooral profileerde als historieschilder. Aan de Tentoonstellingen van Levende Meesters in de periode 1842-1870 droeg hij vrijwel altijd historiestukken bij , soms portretten of genrestukken en zelfs kopieën naar Oude Meesters. Maar blijkbaar genoten hij en zijn echtgenotes Louise en Helena (Mechelina) van een mooi landschap aan de muur.
Er is vrij veel werk van tijdgenoten waarbij de schilderijen van drie leden van de kunstenaarsfamilie Koekkoek direct opvallen. De familie Koekkoek is wellicht de grootste kunstenaarsfamilie ter wereld met zestien leden verspreid over vier generaties. De gehele familie was gespecialiseerd in landschappen. Op de tentoonstelling zijn Barend Cornelis (1803-1862), Hermanus (1815-1882) en Barend Hendrik (1849-1902) vertegenwoordigd.
Ook oudere werken werden door Tétar of mogelijk door zijn tweede echtgenote Helena aangeschaft. Na het overlijden van Paul Tétar van Elven hertrouwde deze laatste met Gerrit Anne Pitlo. Zo kwamen werken van diens oudoom Antonie Sminck Pitloo (1790-1837) in de verzameling terecht. Andere bekende namen zijn Cornelis van Poelenburch (1594-1667), aan wie een Landschap met ruïne wordt toegeschreven, de Delftse schilder Heerman Wesselz. Witmont (1605-1684), gespecialiseerd in zeegezichten, Johannes Janson (1729-1784) en Charles Leickert (1816-1907).
En dan het werk van Paul zelf. Hij was leraar handtekenen aan de Polytechnische School in Delft. In het schooljaar 1866-1867 vond een belangrijke wijziging plaats in het tekenonderwijs: “oefening in het wasschen” werd toegevoegd en “landschapsteekenen”; dit ging ten koste van de “studie naar het menschelijk ligchaam naar pleister”. Vanaf deze periode zie je in de schetsboekjes van Paul Tétar dat hij zich steeds verder ging bekwamen in deze vakken. Uit de schetsboekjes blijkt dat hij veelvuldig oefende, vaak in het buitenland, maar ook tijdens binnenlandse reizen naar pittoreske bestemmingen zoals Zuid-Limburg en de omgeving van Apeldoorn. Een aantal van de aquarellen uit die schetsboekjes werd door Paul uitgewerkt in olieverf. De landschappen van Paul en van zijn neven Pierre Tétar van Elven (1828-1908) en Jozef Eduard Tétar van Elven (1832-1859) vormt het tweede deel van de tentoonstelling Buiten.