‘Ik ben een dansend veertje op de adem van God’
Hildegard von Bingen (mystica 12 e eeuw na Christus)

‘Bovenstaande zin trof mij als troostend.
De luciditeit, onze eeuwige ziel werd m.i. hierin geduid.
Het fragiele en kwetsbare lichaam, een tijdelijk omhulsel van het goddelijke
dat in ons allen zit. Zoals in alle levende wezens.

Het veertje, dat is losgeraakt, van het moederdier.
Eerst op een veilige plek en hecht.
Daarna ‘natuurlijk losgelaten’ precies op het moment waarop dit zou gebeuren.
En dan…
Aan zijn lot overgelaten. Uit de beschermde omgeving.
Overgeleverd aan de ‘elementen’, bestemming, toeval?
‘Wherever the wind blows…’*
Hoe vaak voelen wij ons ook zo?
Zo nietig en kwetsbaar. Los van het vertrouwde of onvertrouwde nest.
Himmelhoch jautzend en..zum Tode betrubt.
Zie het veertje gaan;
Het landt in het hart van een bloem, ontmoet een ‘peulenschil’, blijft hangen aan een judaspenning
rust op een gevallen eikenblad, of wordt gekleurd door de belofte van een vrucht en vangt tenslotte onze aandacht in ons
(innerlijk) oog
Waar brengt het lot dit gewichtloze (n) iets, deze zoekende ziel, die zich uiteindelijk zal overgeven
aan iets veel groters.
Dit gebeurt al tijdens ons aardse leven, dat is een troost; deze oefening in loslaten.
Deze lichtvoetige oefening in vertrouwen troost ons nu al met en in haar schoonheid;
‘Heaven is a place on earth’

MW Goldjebloum, sept. 2025 tekst bij serie van 12 fotowerken