Fotograaf Tahné Kleijn vertelt met ‘Mijn liefste Teun’ het verhaal van haar oma Pieta die in de Tweede Wereldoorlog met haar zoontje in Tjideng, een Japans interneringskamp voor vrouwen en kinderen in het toenmalige Batavia (huidige Jakarta) gevangen zat, wat uiteraard traumatisch was. Ook opa Teun, die als matroos van de Koninklijke Pakketvaartmaatschappij op zee zat, had veel meegemaakt. De eerste generatie kon niet praten over het leed dat hen was aangedaan. Eenmaal terug in Nederland was er ook geen belangstelling voor hun verhalen, want in Nederland hadden mensen geleden onder de Duitse bezetting, onder andere van de hongerwinter. Ook voor de verhalen van Indische mensen en Molukkers, de KNIL-militairen, na de onafhankelijkheid van Indonesië, was geen belangstelling. De tweede en vooral de derde generatie gaat met de familiegeschiedenis aan de slag, wat leidt tot de productie van boeken, films en kunstprojecten.

Beeld: Tahné Kleijn, ’10 september 1942’ (2025)