Op zondag 26 oktober openen we een zeer bijzonder samenwerkingsproject met een Lets kunstmuseum. Jaren aan voorbereidingen gingen hier aan vooraf. Het museum in Tukums is evenals het museum te Veendam kort voor WO II ontstaan, en beide musea bezitten een mooie kunstcollectie. Reden voor een unieke uitwisseling.
In samenwerking met het museum te Tukums (LV), organiseren we een zeer bijzondere kunsttentoonstelling. We kiezen voor Letse kunstenaars die sterk onder invloed stonden van ‘Die Brücke’ en vergelijkbaar zijn met ‘onze’ Ploegkustenaars. Het museum in Tukums is evenals het museum te Veendam, kort voor WO II ontstaan en beide musea bezitten een mooie kunstcollectie. Reden voor een unieke uitwisseling.
Het voorbereiden van de expositie ging niet zonder slag of stoot. Al voor de coronaperiode bezocht toenmalig conservator Elise van Ditmars, samen met de directeur, het museum in Letland. Na corona was het zaak om eerst bij beide musea weer orde op zaken te stellen, immers de tentoonstellingsagenda bij alle musea was behoorlijk in de war geschopt. Nadat alles weer redelijk op de rails stond konden we de oude contacten herstellen. In 2024 bezochten we wederom het museum in Tukums, nu met conservator Celine Vister.
Bij ons was Geert Hendrik Streurman (1892-1976), Ploeglid en leraar Duits aan de RHBS, medeoprichter van de stichting Veenkoloniaal Museum te Veendam, vergelijkbaar met de Tukumse Leonīds Āriņš (1907-1991) Deze studeerde met tussenpozen aan de Letse Kunstacademie van 1925 tot 1942. Zijn werk werd beïnvloed door postimpressionisme, fauvisme en expressionisme. Hij liet zich inspireren door kunstenaars als Van Gogh, Matisse en Kazaks. Tijdens de Tweede Wereldoorlog redde hij de museumcollectie door kunstwerken te verstoppen in metalen vaten en deze te begraven
Een deel van de kunstenaars wist na 1944 het buitenland te bereiken om daar hun carrière verder te gaan ontwikkelen. De kunstenaars die bleven probeerden zich op allerlei manieren aan de staat te onttrekken, maar dit had bijvoorbeeld tot gevolg dat zij geen kunstenaarsbenodigdheden meer konden kopen. Kārlis Neilis (1906–1991) behoorde ook tot de Tukuma kunstenaarsgroep. Hij wist in 1944 naar Oostenrijk te vluchten en vestigde zich in Salzburg waar hij tot zijn dood bleef werken. Anderen verkozen het vaderland trouw te blijven, zoals Ērika Gulbe (1916–2003). Ze had een uitgesproken persoonlijke stijl die zich onderscheidde door expressieve kleurvlakken, intuïtieve composities en een decoratieve benadering van de werkelijkheid. In 1948 studeerde ze af aan de kunstacademie met een werk met als titel Het melken van koeien in de kolchoz. De titel is al tekenend voor de wijze waarop men toch een artistieke loopbaan probeerde voort te zetten. Na de perestrojka ontstaat er weer meer vrijheid om te experimenteren in de kunst.
Beeld: Veenkoloniaal Museum