In minder dan twee jaar maakte Vincent van Gogh zesentwintig portretten van één familie. In het Zuid-Franse Arles ontstond tussen Van Gogh en postbode Joseph Roulin, zijn vrouw Augustine en hun drie kinderen een bijzondere band die zou leiden tot een van de meest indrukwekkende portrettenreeksen uit de kunstgeschiedenis.
Een groot deel van deze unieke serie portretten, die nu verspreid is over musea en privécollecties wereldwijd, wordt dit najaar voor het eerst samengebracht in de tentoonstelling Van Gogh en de Roulins. Eindelijk weer samen.
Een bijzondere vriendschap
Toen Van Gogh in 1888 in Arles aankwam, had hij moeite om aansluiting te vinden bij de lokale bevolking. In Joseph Roulin vond hij echter een ware zielsverwant. De postbode met zijn imposante baard en blauwe uniform werd een geliefd model én Van Goghs beste vriend in de Zuid-Franse stad. Van Gogh schilderde niet alleen Joseph, maar ook diens vrouw Augustine en hun drie kinderen: de zeventienjarige Armand, de elfjarige Camille en baby Marcelle.
Toen Van Gogh eind 1888 werd getroffen door een ernstige mentale crisis, bleek Joseph Roulin een onmisbare steun. Hij bezocht de kunstenaar dagelijks in het ziekenhuis en hield Vincents broer Theo trouw op de hoogte via een serie brieven die nu voor het eerst samen worden tentoongesteld. Deze brieven vormen samen met de portretten een unieke weerslag van deze bijzondere vriendschap.




