5 november 2025

Is de tentoonstelling ‘Bourgondiërs in Limburg’ in het Limburgs Museum in Venlo ook daadwerkelijk een Limburgs feestje? Ja en nee. Een feest voor het oog is het zeker, maar een heldere focus op dat ‘Limburg’ uit de titel ontbreekt.

Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’
Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’

Met zeldzame bruiklenen als een groot goudborduursel van het Bourgondische wapen, de met juwelen bezette kroon van een Bourgondische bruid afkomstig uit de Akense domschat of een halsketen van de exclusieve ridderorde van het Gulden Vlies kan de bezoeker zich in Venlo wentelen in het spreekwoordelijke rijke leven aan het vijftiende-eeuwse Bourgondische hof.

Maar er is ook een eenvoudiger kant van het bestaan in de hoogtijdagen van het van oorsprong Franse hertogdom te beleven; bijvoorbeeld aan de goedkope pelgrimssouvenirs, ooit bij honderdtallen gemaakt. Wie de moeite neemt om de simpel gemaakte heiligen en Bijbelse tafereeltjes van die badges nauwkeurig te bekijken, vindt er ook een door vliegende piemels omringde vulva.

Reliekhouder Karel de Stoute, foto: Trésor de Liège
Reliekhouder Karel de Stoute, foto: Trésor de Liège

Vrome ridderlijkheid en politieke ambitie
Het mag een prestatie heten dat het Limburgs Museum een topstuk als de Luikse reliekschrijn van de laatste hertog, Karel de Stoute (1433-77), heeft binnengesleept. Die gouden reliekschrijn werd tussen 1467 en 1471 vervaardigd voor de Sint-Lambertuskathedraal in Luik. Achter de knielende, geharnaste Karel met de eigenlijke reliekhouder in zijn armen, staat zijn rolmodel: Joris de drakendoder.

Aan de oppervlakte lijkt het een uiting van vrome ridderlijkheid, maar het kunststuk is ook een manifest van politieke ambitie. Als een van de betrokken partijen in de zogenoemde ‘Luikse oorlogen’ probeerden de Bourgondiërs Luik, samen met andere Maaslandse steden, al jaren bij hun rijk in te lijven. De rijke gift ten spijt liet Karel de stad een jaar na zijn opdracht tot op de grond verwoesten.

Met zijn vaandels, ‘millefleurs’-behang en ‘tableaux’ – met name die van het roemruchte Bourgondische feest dat de geschiedenis inging als het ‘Banket van de Fazant’ – heeft de vormgeving een mooi, suggestief effect. Is dat medievalistisch, meer gericht op de sfeer dan de historische waarachtigheid? Zeker! Maar bezoekers die, net als ik, ooit ridder waren in hun kindertijd, beleven daar beslist extra genoegen aan.

De makers presenteren de hertogen Filips de Goede (1396-1467) en Karel de Stoute en de laatste Bourgondische erfdochter Maria (1457-82), met de toepasselijke bijnaam ‘de Rijke’, als de hoofdpersonen van de tentoonstelling. Ze worden geïntroduceerd met portretten, opgehangen in kleine, afgescheiden ruimtes. Die ruimtes echoën de typische middeleeuwse paviljoens – ronde, bontgekleurde tenten die in gebruik waren bij ridders en adel zoals te zien op het schilderij met een legerkamp van Karel de Stoute.

Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’
Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’

Alternatieve feiten
Dat ‘Bourgondiërs in Limburg’ publicitair in de markt wordt gezet met een verwijzing naar de Bourgondische leefstijl van de Limburgers, is op zich te begrijpen; zo’n modern cliché werkt nu eenmaal goed als introductie. Maar de provincie Limburg als onderdeel van de natie Nederland bestaat pas sinds de negentiende eeuw. Daarvóór wisselden de heerschappij, de verdeling van het gebied en zelfs de locatie van wat ‘Limburg’ genoemd werd, nogal eens.

Kun je houtsculpturen als die van de Meester van Elsloo (ca. 1500) of Jan van Steffeswert (ca. 1460-na 1538), wel tegelijk als Bourgondisch én Limburgs neerzetten? Ze behoren eerder tot een Maaslandse kunst die niet specifiek was geworteld in het – toen nog niet bestaande – Limburg, en die evenmin uitsluitend tot de Bourgondische cultuur gerekend kan worden.

Slordig is ook de aanwezigheid van het vermaarde Les Très Riches Heures als facsimile (het origineel wordt nooit uitgeleend, en zelden tentoongesteld) en in de vorm van enorme afbeeldingen op de muren. Dat boek werd namelijk niet gemaakt voor een Bourgondische hertog, maar voor hun grootste rivaal én familielid, de hertog van Berry. En de gebroeders Van Lymborch dan, die de beroemdste miniaturen uit het handschrift schilderden? Tja, die kwamen niet uit Limburg, het huidige of het toenmalige, maar uit Nijmegen, en werkten vooral in Frankrijk.

Je kunt je afvragen hoe erg het nou is dat zulke details slechts zijdelings worden aangestipt. Ben je geen (kunst)historische scherpslijper, dan is het goed voorstelbaar dat je de tentoonstelling verlaat met de indruk dat ‘Bourgondisch’ eigenlijk een verzamelnaam is voor al het laatmiddeleeuwse, en ook nog eens zo’n beetje synoniem is aan ‘Limburgs’. En dat is in deze tijd van woekerende ‘alternatieve feiten’ toch bedenkelijk.

Lees ook het artikel over ‘Bourgondiërs in Limburg’ door kunsthistoricus Koen Kleijn in Museumtijdschrift nr. 7/2025

Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’
Zaaloverzicht ‘Bourgondiërs in Limburg’