20 april 2022

Dit artikel, geschreven door Edo Dijksterhuis, wordt u aangeboden door Museumtijdschrift.

Altijd al een museumstuk willen bezitten? Dat kan. Via de online winkel Museumdepotshop verkoopt een groeiend aantal musea voorwerpen waar ze zelf geen ruimte meer voor hebben. Voor een zacht prijsje veranderen ze in pronkstukken aan de woonkamerwand.

Vraag een willekeurige museumdirecteur naar zijn of haar grootste hoofdpijndossier en negen van de tien keer luidt het antwoord: het depot. De opslagruimtes zijn overvol en de kosten voor beheer en behoud rijzen de pan uit. Bij elkaar opgeteld hebben de Nederlandse musea 83 miljoen objecten in bezit. Zelfs als je de 40 miljoen stuks van Naturalis buiten beschouwing laat – vooral mineralen, fossielen en dergelijke, die allemaal een individueel inventarisnummer hebben – is dat een gigantisch aantal. Slechts een heel klein deel van die objecten verlaat af en toe het depot om op zaal te worden getoond. Een groter deel geldt als onderzoekscollectie. Maar er zijn ook veel voorwerpen die op hun plank liggen te verstoffen en eigenlijk niet thuishoren in het depot.
Lange tijd waren musea huiverig iets weg te doen: stel je voor dat je per ongeluk iets waardevols bij het vuil zet. Wat eenmaal deel uitmaakte van de collectie, kwam er niet snel meer uit, ongeacht de staat of status. Door al die ‘vervuiling’ dreigden musea het zicht op hun bezit kwijt te raken. Om daar iets aan te doen, werd in 1990 het Deltaplan voor het Cultuurbehoud opgezet. Alle collecties werden tegen het licht gehouden en stukken werden ingedeeld in categorieën A tot en met D, waarbij A ‘onmisbaar en onvervangbaar’ is en D op zijn best kan worden aangemerkt als rariteiten en rekwisieten. Ongeveer een tiende van het museale kunstbezit in Nederland bleek in aanmerking te komen voor afstoting.

Cas Oorthuys, ‘Ibiza’, 1962, Nederlands Fotomuseum, Rotterdam

Uitdunnen
Om dat ontzamelen goed te laten verlopen, introduceerde het toenmalige Instituut Collectie Nederland in 1999 de Leidraad Afstoting Museale Objecten. Die schrijft voor dat musea hun afdankertjes eerst moeten aanbieden bij collega-musea. Pas als niemand zich meldt, kan het veilinghuis of de kunsthandel worden gebeld.
Maar musea zijn traditioneel gericht op het binnenhalen van voorwerpen en missen de ervaring en middelen om hun spullen een tweede leven buiten de museummuren te geven. In 2012 werd de eerste organisatie opgericht die musea dat werk uit handen nam. Stichting Onterfd Goed is een verkoopkanaal voor musea die de deuren sluiten of hun collectie uitdunnen. Via pop-uptentoonstellingen werden voormalige museumstukken aan de man gebracht, totdat de organisatie een vaste plek kreeg in Eindhoven. Onterfd Goed biedt haar waar ook aan via een website.
Museumdepotshop, dat bestaat sinds 2019, heeft vanaf het begin ingezet op online verkoop. Zo blijven de overheadkosten laag en kunnen de activiteiten makkelijk worden uitgebreid. Het groepje van zeven musea uit het begin is inmiddels uitgegroeid tot dertig. Daar zitten kleintjes bij, als het Tabakshistorisch Museum en het Kinderwagen Museum, maar ook Stedelijk Museum Schiedam en Filmmuseum Eye. Arjen Pels Rijcken, die samen met Jeroen Harinck Museumdepotshop oprichtte, zegt in gesprek te zijn met onder meer Singer Laren. “Het is een kwestie van tijd totdat ook de grote musea aansluiten.”

Ladenkast afkomstig uit het ‘Kruidenhuis’, Kruisstraat 31 in Haarlem, twintigste eeuw, Museum Haarlem

Directiestoelen
Museumdepotshop is een non-profitorganisatie, die bij iedere verkoop vijftig euro ontvangt om de kosten te dekken. Van de opbrengst gaat dertig tot zeventig procent naar het inbrengende museum, afhankelijk van de inspanning die het heeft geleverd. Wat overblijft, belandt in een fonds waarmee musea worden bijgestaan in het ontzamelen.
Het aanbod op de website is extreem gevarieerd, van zwart-witfoto’s en Aziatisch porselein tot vintage sigarendoosjes en tentoonstellingsaffiches. De meeste objecten, die worden geprijsd door vier kunsthistorici, kosten tot een paar honderd euro. De Japanse prenten die het Sieboldhuis in Leiden aanbood, waren binnen twee minuten allemaal verkocht. Ook de stoelen uit de directiekamer van het Fries Museum, ontworpen door architect Abe Bonnema, waren weg in no time. Zelfs twee bakkersfietsen, niet bepaald handzame objecten, vonden net zo makkelijk een nieuw thuis.
In twee jaar tijd verkocht Museumdepotshop 6.000 voorwerpen, die kopers via de post thuisgestuurd krijgen of zelf kunnen ophalen bij de opslag in Amsterdam-Noord. De omzet bedroeg in 2021 zo’n 250.000 euro, maar het is de bedoeling dat bedrag dit jaar te verdubbelen. Er wordt gewerkt aan meer zichtbaarheid online en uitbreiding van de database met nieuwsbriefabonnees. Daarnaast slaat Museumdepotshop zijn vleugels internationaal uit, eerst naar Groot-Brittannië en daarna naar Duitsland en Denemarken. De grote droom is om ook in de Verenigde Staten een soortgelijke dienst op te zetten.
De klanten van Museumdepotshop vallen ruwweg in drie groepen uiteen. Een groot deel is frequent museumbezoeker en gaat voor het verhaal achter het voorwerp. Verzamelaars zijn trouwe kopers. Verder bestaat ongeveer een vijfde uit shoppers op zoek naar een bijzonder cadeau. Gezien het relatief kleine aantal van 2.500 kopers dat Museumdepotshop tot nu toe heeft bereikt, schat Pels Rijcken het groeipotentieel in als ‘aanzienlijk’. Bang dat het aanbod opdroogt, is hij niet. Als musea erin slagen zelfs maar de helft van hun ‘overtollige’ bezit in het komende decennium af te stoten, betekent dat dat er jaarlijks een kwart miljoen voormalige museumstukken vrijkomen. Dat zijn heel veel bijzondere cadeautjes.

Theo Swagemakers, ‘Hedi met witte blouse’, 1987, Theo Swagemakers Museum, Haarlem

Geen standaardobject
Het is dat zijn huis inmiddels redelijk vol is, anders zou Wouter Barends gewoon doorgaan met kopen bij Museumdepotshop. De forensisch arts noemt zichzelf geen kenner, maar kunst in huis ziet hij wel als een verrijking van zijn leven. “Kunst leert mij op een andere manier naar de wereld kijken. Ik heb veel historische objecten gekocht, oude tekeningen en platen – nooit duurder dan duizend euro. Ik ben vooral gesteld op een tekening van Frank Rosen, afkomstig uit het Bijbels Museum. Hij was kunstenaar en medeoprichter van Het Nederlands Kindertheater, waarvoor hij ook decors ontwierp, daar ken ik hem van.”
Dat het werk afkomstig is uit een museumdepot, is voor Barends een aardige bijkomstigheid. “Het is zeker geen standaardobject dat je in de winkel kunt kopen. Het is goed dat musea hun depots opruimen, zodat er ruimte komt voor nieuwe stukken. Door die afgestoten objecten te kopen, heb ik het gevoel de kunstwereld te steunen en haal ik een stukje museale geschiedenis in huis.”

Wouter Barends, foto: Ivo van der Bent

Versiering
“Ik neus veel rond op online veilingen. Als iets me aanspreekt en het ligt binnen mijn budget, dan probeer ik het aan te schaffen. Ik versier er mijn huis mee, die aankopen doe ik echt voor mijn lol. Zo heb ik ook een boeddhabeeld van bijna twee meter. Wat mijn kinderen ermee doen als ik er niet meer ben, mogen zij weten.”
In de gang bij Ron van Schaick hangen vier litho’s uit de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. “Ik ben gek op Egyptische dingen. Deze afbeeldingen zijn heel ongebruikelijk, er staan werktuigen, gebruiksvoorwerpen en het deksel van een sarcofaag op afgebeeld.”
Van Schaick heeft zijn leven lang als kok gewerkt in restaurants in Engeland en Nederland. Hij is nu gepensioneerd. “Omdat ik een zwakke gezondheid heb, ben ik de afgelopen twee jaar niet veel buiten geweest. Wel spendeer ik veel tijd online en ik heb veel spullen uit museumcollecties gekocht. Ik ga nooit verder dan vier-, vijfhonderd euro, maar ook in die prijscategorie is veel interessants te ontdekken.”

Ron van Schaick, foto: Ivo van der Bent

Kwaliteitsstempel
Dirk Veestraeten heeft een complete lijst met voormalige museumstukken die hij heeft aangeschaft. Het gaat van een kleursteendruk van Chris Buursen uit het Universiteitsmuseum Utrecht tot een houten voetstoof uit de vroege twintigste eeuw, afkomstig uit Museum Noordwijk. “Toen ik mijn huis had gekocht en het ging inrichten, had ik ruimte over. Het aanbod op Museumdepotshop sprak me aan.”
De universitair docent economie aan de Universiteit van Amsterdam is altijd geïnteresseerd geweest in kunst, ‘misschien als compensatie voor mijn eigen gebrek aan artistieke vermogens’. “Ik laat me graag verrassen en als iets me aanspreekt, doe ik graag wat onderzoek. Zo kwam ik een stel Indische sirihdoosjes tegen, waar vroeger pruimtabak in werd bewaard. Als Belg heb ik weinig weet van die historische achtergrond, maar ik heb me erin verdiept en toen kwam het tot leven.”
“Het museale verleden van de voorwerpen is een soort kwaliteitsstempel. Het was blijkbaar interessant genoeg om ooit in de collectie te worden opgenomen, hoewel het later in de catacomben is terechtgekomen. Het is mooi dat die objecten bij mij thuis weer even aan het licht komen.”

Dirk Veestraeten, foto: Ivo van der Bent

Hoofdbeeld: Amp Smit, ‘In de studio’, ca. 1967, gemeente Dronten