7 oktober 2024

Kunstmuseum Den Haag heeft opheldering gekregen over het raadselachtige schilderij Isar Harlemnia van Piet Mondriaan. Het werk, waarop een Sint-Bernardshond staat afgebeeld, riep al sinds 1971 vragen op. Dankzij historisch onderzoek is nu bekend dat Mondriaan de hond schilderde in of net voor 1902.

Piet Mondriaan, ‘Isar Haarlemia’, 1902

‘Isar Harlemia’ staat in rode letters linksboven op het doek waarop een Sint-Bernard staat afgebeeld die net langs ons heen lijkt te kijken. Hoewel het wellicht verbazing zal oproepen, is het onmiskenbaar wie het werk maakte. Rechtsonder vinden we namelijk de signatuur ‘Piet Mondriaan’. Vanwege het gebrek aan verdere informatie, bijvoorbeeld over de omstandigheden waaronder het werk is ontstaan, roept het tot op de dag van vandaag vragen op bij experts. Waarom portretteerde Mondriaan deze hond? En wanneer voerde hij dit werk uit? De dateringen lopen uiteen van 1900 tot 1908. En waar komt toch die vreemde titel vandaan? Mondriaankenner Robert Welsh vroeg zich af of die wellicht een verborgen boodschap bevatte of dat de geportretteerde hond uit Haarlem kwam. Het is daarbij curieus, zo betoogde hij, dat de schilder dit werk in eigen bezit hield (iets wat overigens helemaal niet vaststaat) tot het via zijn mecenas Sal Slijper in 1971, middels een legaat, bij Kunstmuseum Den Haag terecht kwam waar het zich nog altijd bevindt. Het duurde tot 2024 voor op deze vragen een helder antwoord kon worden geformuleerd.

Deze zomer meldde zich namelijk onderzoeker Pauline Q. van Vliet bij Mondriaan-conservator Caro Verbeek van Kunstmuseum Den Haag. Van Vliet trof tijdens haar onderzoek naar de geschiedenis van herdershonden in Nederland bij toeval een verwijzing aan naar het schilderij in een tot dusver onbekende tentoonstellingscatalogus. Ze vond het belangrijk om deze boeiende en verrassende informatie te delen met anderen, die niet snel zelf zouden gaan zoeken in kynologische literatuur. Want hoewel Van Vliet het werk van Mondriaan niet speciaal volgt (al heeft ze thuis wel een kopie van Victory Boogie Woogie hangen) zag ze het belang van haar ontdekking wel in. Het portret van Isar Harlemia wordt genoemd in een catalogus van een ‘Hondententoonstelling’ die in het weekend van 23 en 24 augustus 1902 werd gehouden in Den Haag. De hond blijkt dus echt te hebben bestaan en was destijds zelfs een vrij bekende en prijswinnende rashond. Maar er is meer opzienbarends te melden. Tot ieders grote verwondering vermeldt de catalogus namelijk niet enkel het portret van de Sint-Bernard, maar ook een tot op heden onbekend schilderij van Mondriaan van Isar’s pups Tristan en Isolde.

De kennel ‘Harlemia’
Begin 1902 liet de uit Haarlem afkomstige timmerman Willem Bols (1862-?) zich als ‘makelaar’ inschrijven in de gemeente Watergraafsmeer. Hij was al in Haarlem begonnen met het fokken van Sint-Bernard-honden en zette die hobby voort in de Watergraafsmeer waar hij een kennel vestigde die hij als eerbetoon aan zijn voormalige woonplaats ‘Harlemia’ noemde. Bols groeide uit tot een bekende en succesvolle fokker en was enige tijd secretaris van de Nederlandsche Sint-Bernard Club. Hij deed geregeld mee aan hondententoonstellingen, waar hij meerdere prijzen won met zijn honden. Een van de bekendere fokteven uit de kennel Harlemia was Isar, destijds overigens geen ongebruikelijke naam voor vrouwelijke Sint-Bernards, aldus Van Vliet. Een duik in Delpher (een gemak dat Welsh ontbeerde) leert dat Bols Isar in maart 1902 liet deelnemen in de categorie ‘reuen en teven’, tijdens een tentoonstelling in het Utrechtse Tivoli. Mondriaan legde Isar van de kennel Harlemia vermoedelijk vast in de weken of maanden voorafgaande aan de tentoonstelling in Den Haag, die plaatsvond in het weekend van 23 en 24 augustus 1902.

Isar was zoals gezegd de moeder van de door Mondriaan vastgelegde pups Tristan en Isolde, die op 5 mei 1902 werden geboren. Het schilderij van de pups zal waarschijnlijk in dezelfde tijd zijn geschilderd als het portret van moeder Isar. Helaas is de huidige verblijfplaats van dit werk onbekend en is er ook geen afbeelding van overgeleverd, zodat het vooralsnog gissen blijft hoe het schilderij eruit zal hebben gezien.

Contact tussen Bols en Mondriaan
Zoals al duidelijk werd, woonde Bols sinds begin 1902 in de Watergraafsmeer, nabij de Omval. In de periode omstreeks 1902 verbleef Mondriaan ook geregeld in de Watergraafsmeer op het adres Ringdijk 81, waar zijn broers stonden ingeschreven. Ook maakte hij gebruik van het adres Albert Cuypstraat 158, eveneens op korte afstand van kennel Harlemia, dat was gevestigd op Weesperzijde 18. Het is echter niet bekend of Mondriaan en Bols elkaar kenden uit de buurt. Daarbij is het onduidelijk hoe de portretten van Isar en haar pups Tristan en Isolde tot stand kwamen. Was het een opdracht, waarvoor Bols actief op zoek is gegaan naar een kunstenaar? Of was het Mondriaan zelf, die beide schilderijen als vrij werk (of als werk voor de markt) maakte en om die reden contact zocht met Bols? Uit de catalogus blijkt dat het schilderij met de twee jonge honden eigendom was van Bols, maar dat het doek met Isar te koop stond voor 60 gulden. Dat doet vermoeden dat het werk van de pups in opdracht is vervaardigd en het portret van Isar bedoeld was voor de markt. Of het schilderij daadwerkelijk is verkocht en zo ja, aan wie blijft onbekend. Hoewel het uiteindelijk via Mondriaanverzamelaar Sal Slijper in het Kunstmuseum belandde, hoeft dat niet rechtstreeks via Mondriaan te zijn gegaan. Slijper kocht vóór Mondriaans terugkeer naar Parijs in juni 1919 nagenoeg al het werk dat de kunstenaar op dat moment in zijn bezit had. Het is echter bekend dat Slijper ook na Mondriaans overlijden nog werk van de kunstenaar kocht op veilingen en van bekenden van de schilder. Hoe en wanneer het schilderij in de collectie van Slijper is beland, is dus niet duidelijk.

Behalve geld, viel er ook eer te behalen uit deelname. Er werden tijdens hondententoonstellingen – net als aan de dieren en hun eigenaren – prijzen voor de artistieke inzendingen uitgeloofd De jurering was de verantwoordelijkheid van Otto Eerelman; zelf een bekend dierenschilder, die meerdere schilderijen van Sint Bernards maakte. Het werk van Eerelman was in vergelijking met dat van Mondriaan veel romantischer. Hij gaf een ‘eigen’ Sint-Bernard bijvoorbeeld een bijna menselijke uitdrukking en van de pups van dit ras maakte hij zoetsappige werkjes waarbij de nadruk ligt op de speelsheid en aaibaarheid van de jonge honden.  In de ogen schilderde Eerelman doorgaans kleine lichtpuntjes,  waar de ogen van Mondriaans Isar juist in het donker lijken te verdwijnen, zoals we ook wel kennen van de portretten van Rembrandt. De grote verschillen in benadering van het onderwerp tussen Eerelman en Mondriaan verklaren mogelijk waarom die eerste Mondriaan slechts de derde prijs toebedeelde voor zijn beide schilderijen, in een wedstrijd met maar twee deelnemers. ‘BM’ staat er namelijk bij, oftewel ‘bronzen medaille’. De enige andere inzending en daarmee de winnaar van de prijskamp was de (nu) onbekende L.A. Dokkum, die de ‘vermeil medaille’ kreeg voor zijn inzending van een gipsplaquette met als titel ‘Bedelende hond’. De zilveren medaille werd niet uitgereikt.

Mondriaans relatie met honden
Mondriaan schilderde eerder en vaker honden. Uit 1891 dateert een geïdealiseerde en wat gepolijste weergave van een pup tegen een rustieke achtergrond die de sfeer van de zeventiende eeuw oproept; het soort schilderij dat beter aansloot bij de smaak van Eerelman. Puppie is een olieverfschilderij van 52 x 40 centimeter en het bevindt zich in een privécollectie (A12). Het is onduidelijk of de eigenaar van het dier misschien opdracht had gegeven tot dit schilderij, maar dat lijkt plausibel. Het hondenras werd nooit eerder vastgesteld. Mogelijk gaat het om een Entlebucher, een tak van het ras van Berner Sennens, die anders dan zijn rasgenoten geen witte streep over het voorhoofd heeft lopen. Dit is overigens hetzelfde jaar waarin Mondriaan, ook nog wat onhandig, een dode haas op een doek penseelde. De schilder maakte zich op dat moment op voor zijn toelating tot de Rijksacademie in Amsterdam in 1892. Mogelijk maakte Mondriaan Puppie om zijn bekwaamheid in het dierengenre te demonsteren.

Nog een keer treffen we een hond aan op een doek van Mondriaan, zij het veel kleiner, namelijk in Farm Interior with Hearth in de Achterhoek (A13). Dit werk kwam tot stand in ca. 1890-1892. We zien een typisch interieur van een boerderij uit deze streek, met de kenmerkende borden boven de schouw. Op de vloer naast de driepotige tafel, ligt een hond op de grond te slapen, wegdoezelend in het zonlicht dat door de glazen ruitjes valt. Het samenleven van mensen en dieren, ook koeien en schapen, in dergelijke boerderijen (zonder ‘los hoes’) was iets gebruikelijks in deze tijd en in deze streek. De hond is zo weinig gearticuleerd geschilderd dat er geen specifiek ras in te herkennen is.

Dat de kunstenaar affectie voelde voor deze diersoort, blijkt wel uit het feit dat Mondriaan tijdelijk zelf een hond had als huisdier. Volgens de overlevering kreeg Mondriaan het dier tijdens zijn verblijf in Brabant in 1904 cadeau van een herder, die zich om de ‘eenzame’ schilder bekommerde. Toen Mondriaan begin 1905 terugkeerde naar Amsterdam  bleef ‘Beppie’ – zoals het beestje heette – achter in Brabant bij zijn goede vriend Albert van den Briel. Op een foto van omstreeks 1906 zijn Albert en Beppie samen vereeuwigd. Jaren later herinnerde Van den Briel zich dat Beppie erg beschermend was naar hemzelf en Mondriaan toe. Zo herinnerde hij zich een voorval in Uden, waarbij Beppie al grommend haar tanden liet zien aan een vage kennis van Mondriaan uit Amsterdam wiens aanwezigheid door de schilder en Van den Briel niet op prijs werd gesteld. Beppie werd omschreven als ‘een bruine, ruwharige hond’. Mogelijk gaat het om een gemengd ras van verschillende terriërs.

Historische positionering
Er bestaan schilders die hun roem exclusief danken aan het schilderen van honden, zoals bijvoorbeeld de Engelse Edward Henry Landseer. De door hem vastgelegde honden behoorden meestal de adel of de bourgeoisie toe en de dieren werden vaak geïdealiseerd weergegeven. Het genre werd in de negentiende eeuw steeds populairder, wat verklaarbaar is door het feit dat honden steeds vaker als huisdier (ook wel ‘luxedier’) werden gehouden, en niet slechts als waak-, jacht- of renhond. Voorheen was de aanwezigheid van een hond op een schilderij daarbij vooral symbolisch; in de Gouden Eeuw bijvoorbeeld stond de hond onder andere voor trouw. Dat Mondriaanexpert Robert Welsh Isar Harlemia beschreef als een ‘portret’ (hoewel tussen aanhalingstekens) is dus volledig terecht.

De negentiende eeuw is ook de periode waarin het begrip ‘raszuiverheid’ steeds gangbaarder werd. Dit gold niet alleen voor mensen, maar ook voor honden. De jaarlijkse hondententoonstellingen – die vooral in de Randstad werden gehouden – waren hier onder andere een uiting van. Dit werk van Mondriaan is dus niet alleen een vroeg, en aandoenlijk kunstwerk, maar het is daarbij representatief voor de veranderende relatie tussen de mens en zijn trouwe viervoeter en alles wat daaromheen op het gebied van de kynologie gebeurde.

Bron: Kunstmuseum