6 mei 2025

De monumentale textielinstallaties van de Poolse kunstenaar Magdalena Abakanowicz in het Noordbrabants Museum, Provinciehuis in Den Bosch en Textielmuseum in Tilburg lijken je te kunnen opeten. Met haar textielsculpturen doorbrak ze rond 1960 de grens tussen ambacht en autonome kunst. Dat leverde haar bewondering, navolging en kritiek op.

Magdalena Abakanowicz, foto: Marek Holzman

Magdalena Abakanowicz (1930-2017) was een pezige verschijning van zo’n 1 meter 65, met opvallend gespierde vingers – nodig voor het knopen van haar sculpturen van sisal, katoen, paardenhaar en jute. Haar abstract-organische vormen, Abakans genoemd, ontstonden intuïtief onder haar handen. Het Textielmuseum toont Abakanowicz’ werkwijze met filmbeelden, houtskoolschetsen en een klein raamwerk waarmee ze vlechtte en knoopte. De kolossale Abakans worden hier gedurfd gepresenteerd: niet museaal uitgelicht, maar theatraal in het schemerdonker. Dat werkt akelig goed. Voor je ze goed kunt bekijken, voelt het alsof een kudde behaarde mammoeten om je heen is komen staan. Geur hebben de textielwezens amper nog. Aanraken – wat ooit deel was van de ervaring – mag tegenwoordig niet meer.

Zaaloverzicht ‘Magdalena Abakanowicz – Everything is made of fiber’, in Textielmuseum, foto: Josefina Eikenaar

Tweespalt
De Abakans worden in Tilburg passend geflankeerd door wandkleden van collega’s en tijdgenoten als kunstenaar Herman Scholten, eveneens deelnemer aan de legendarische Lausanne International Tapestry Biennials van 1962. Abakanowicz haalde het wandkleed van de muur, tot schrik van ambachtskunstenaars. Ze bevrijdde het textiel door het te transformeren tot driedimensionale sculptuur. Maar werd het daarmee ook autonome kunst? Conceptueel kunstenaar Louise Bourgeois vond van niet: ondanks de abstractie bleef Abakanowicz’ werk volgens haar decoratief. Die tweespalt tussen kunst en ambacht bleef Abakanowicz achtervolgen, net als de weerstand in communistisch Polen tegen haar succes in het westen.

Magdalena Abakanowicz, ‘Anasta’, 1989, foto courtesy Marlborough Galleries Londen en New York

Geslachtsdelen
Het Noordbrabants Museum zet Abakanowicz’ sociaal-maatschappelijke engagement centraal. De kunstenaar wordt hier – wellicht iets te nadrukkelijk – verbonden aan actuele thema’s als feminisme, oorlog en ecologie. Zelf wilde ze zich echter aan geen enkele stroming binden. De eigenheid van haar werk ging boven alles. Abakanowicz’ biomorfe objecten raken aan oergevoelens. Een imposant oranje hangobject met harige kwasten, balzakken en verticale openingen lijkt onmiskenbaar op een mannelijk en vrouwelijk geslachtsdeel, zoals een negentiende-eeuws anatomisch studiemodel uitgevoerd in jute.
Het werken met vezels ging haar vervelen. In de jaren tachtig en negentig maakte ze monumentale opdrachten in brons, nu met jute als hulpmiddel. Haar Mutants, oerpaarden (1997) en een zaalbrede meute hoofd- en armloze mensfiguren (1988-89) zijn knap gemaakt, maar minder onderscheidend.

Zaaloverzicht Bois le Duc, Provinciehuis, foto: Rob Lipsius

Vezelsymfonie
In opdracht van architect Huig Maaskant ontwierp Abakanowicz eind jaren zestig een 19-delige, beweegbare panelenwand voor zijn brutalistische Provinciehuis in Den Bosch. Deze gewoonlijk beperkt toegankelijke Bois le Duc-zaal is nu deel van de tentoonstelling. Tussen 1970 en 1971 realiseerde Abakanowicz het werk met acht Poolse en Nederlandse medeknoopsters: 7 meter hoog, 22 meter breed, in slechts drie maanden. Tot Maaskants frustratie kwam er steeds een geknoopte baan bij. Zittend in de zaal raak je overweldigd door dit abstracte (hertogelijke) sprookjesbos vol knoopsels, structuren en patronen in herfsttinten. De verticale vezelsymfonie is Abakanowicz’ meesterwerk – en rijp voor erkenning als werelderfgoed.