23 april 2025
In het Brusselse Bozar is een overzicht gewijd aan de Belgische kunstenaar Berlinde de Bruyckere. Wat maakt haar gruwelijke beelden zo fascinerend?

Berlinde De Bruyckere (1964) windt er geen doekjes om. Al voordat je haar tentoonstelling in het Brusselse kunstencentrum Bozar binnengaat, word je geconfronteerd met een gigantisch bungelend paard: het hoofd gebogen, de buik een gapend gat. Verderop zweeft een gehavend wassen mensbeeld tussen hemel en aarde. Het is alsof De Bruyckere de toekomstige bezoeker wil waarschuwen: mijn werk is niet gemaakt voor watjes.
Met macabere beelden en installaties van kunstig gedrapeerde paardmodellen en gewonde lichamen vestigde De Bruyckere in de vroege jaren negentig haar naam. Sindsdien slingert ze grote thema’s als dood en lijden, schoonheid en troost met grote gebaren voor onze voeten. Ook in dit overzicht, met vijftig werken van de afgelopen 25 jaar, ligt een dood veulen op een marmeren plaat en kronkelen twee wassen mummies angstaanjagend door elkaar. Maar wie zich laat afschrikken door het uiterlijke spektakel doet zichzelf en De Bruyckeres oeuvre tekort.

Afstotelijk en aantrekkelijk tegelijk
Dat De Bruyckere als slagersdochter niet bang is om vorm te geven aan de dood, is bekend. Een andere belangrijke inspiratiebron, haar rooms-katholieke opvoeding, is in dit overzicht nadrukkelijker aanwezig. Dat blijkt onder meer uit het zestiende-eeuwse altaarstuk uit Herentals, waarin een met goud bedekte Madonna met kind baadt in een paradijs van bloemen. De tentoonstelling is opgezet als een samenzang – de titel ‘khorós’ betekent koor – met helaas slechts sporadisch werk van andere kunstenaars. De Bruyckere laat het voor intieme devotie bedoelde wandkastje vergezellen door twee imponerende altaarstukken van haar hand. De ene, Pioenen (2017-18), is vijf meter lang met in de hoek ontplofte pioenrozen in de vorm van een bloedrode klont van was en epoxy. De andere, It almost seemed a lily (2021-23), is een zwart kastje met daarin een heftig gekrioel van loden takken, zwachtels en andere groeisels. Beide werken zijn afstotend lelijk en aantrekkelijk tegelijk. Ze bieden een schouwspel van jewelste, in vorm, structuur, kleur en materiaal. Overdonderend laat De Bruyckere zien dat het paradijs een illusie is. Maar: in de brokstukken schuilt schoonheid en daarmee troost.

Ode aan het leven
Naast grote werken maakt De Bruyckere ook kleine potloodtekeningen en collages. Zoals zij in haar grote beelden de dood laat zien, zo brengt zij in deze kleine werken een ode aan het leven in de vorm van een boeket aan fijngetekende mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen. Maar de grote beelden beklijven meer, zoals Arcangelo III (San Giorgio) (2023-24), afgelopen jaar te zien tijdens de Biënnale van Venetië. De engel, op een voetstuk van oude planken en verscholen onder een wassen afgietsel van koeienhuid, houdt de hele zaal in zijn greep. Met zijn rafelig neerhangende vel, het gelaat afgewend van de kijker is wat magisch was, tragisch geworden.
Eenzelfde cocktail van verwondering en verwarring bieden de Courtyard tales, een tweetal textielwerken uit 2018. Geplooid als klassieke lijkwaden hangen dekens in dikke lagen over elkaar aan de muur. Wat van oorsprong zacht is en bescherming moet bieden, is stuk en beschimmeld, terwijl ook hier door de gaten heen een betoverend schouwspel puilt. In een fascinerende cocktail toont De Bruyckere het leven zoals het is: chaotisch, rommelig, kwetsbaar, prachtig. Dat maakt deze tentoonstelling zo indrukwekkend.
