30 juli 2025

Uit de depots van het Rijksmuseum in Amsterdam stelde kunstenaar Fiona Tan (1966) een onderzoekende en associatieve tentoonstelling samen over de opkomst van de psychiatrie in de negentiende eeuw. Centraal daarin staat de discrepantie tussen individu en diagnose, en het onvermogen van beelden om de mysterieuze menselijke geest te vangen.

Zaaloverzicht ‘Fiona Tan – Monomania’, foto: Rijksmuseum/Albertine Dijkema
Zaaloverzicht ‘Fiona Tan – Monomania’, foto: Rijksmuseum/Albertine Dijkema

Kun je iemands geestesziekte aflezen uit diens gelaatstrekken? In de negentiende eeuw geloofden psychiaters van wel, en daarom verzamelden ze op haast monomane wijze foto’s van patiënten uit psychiatrische inrichtingen. Tientallen daarvan zijn nu te zien in de expositie ‘Fiona Tan – Monomania’, waar je als bezoeker wordt aangestaard door mannen en vrouwen met gegroefde gezichten, verweesde blikken en ongemakkelijke poses. Eronder staat steeds de bijbehorende diagnose geschreven, variërend van ‘acute melancholia’ tot ‘manie hystérique’. Automatisch begin je te speuren naar tekenen die de labels bevestigen, zoals de donkere wenkbrauwen en diepe frons van een melancholische man en de elegante pijpenkrullen en zelfbewuste oogopslag van een vrouw met ‘monomania of pride’.

Théodore Géricault, ‘Portret van een kleptomaan’, ca. 1820-24
Théodore Géricault, ‘Portret van een kleptomaan’, ca. 1820-24

Reductionistisch
Maar in veel gevallen verzet de geportretteerde zich tegen zulke opgelegde, reductionistische hokjes, en voel je vooral hoe mysterieus en ongrijpbaar een mensengezicht eigenlijk is. Dat geldt bij uitstek voor het Portret van een kleptomaan (ca. 1822) van Théodore Géricault (1791-1824), een indringend schilderij van een man met warrig haar, die met een lodderige, wat ontheemde blik in de verte staart. Een kleptomaan is iemand met een obsessieve neiging tot stelen, “maar mijn hedendaagse ogen zien niets wat wijst op het label dat op hem is geplakt”, schrijft de Australisch-Nederlandse kunstenaar en curator Fiona Tan in het begeleidende tekstboekje.

Dit diepmenselijke portret met de karikaturale titel vormde voor Tan de aanleiding tot een jarenlang onderzoek naar de negentiende-eeuwse verbeelding van de menselijke geest, waarbij ze vrij toegang kreeg tot de depots van het Rijksmuseum. Tan staat bekend om haar poëtische audiovisuele installaties over geheugen en beeldvorming, die ze vaak op historisch archiefmateriaal baseert. Voor haar expositie in tien zalen van het Rijksmuseum selecteerde ze intuïtief honderden (veelal nooit eerder vertoonde) prenten, tekeningen, schilderijen, maskers, borduurwerken en andere objecten, aangevuld met enkele bruiklenen en twee eigen videowerken.

Rorschachtest, collectie Rijksmuseum
Rorschachtest, collectie Rijksmuseum

Rorschachtest
De rationele ordeningsdrift van de vroeg-negentiende-eeuwse psychiaters wordt weerspiegeld in de inrichting van de eerste drie zalen, vol strak geordende foto- en prentencollecties van gediagnosticeerde patiënten en theatraal verbeelde menselijke emoties. De vierde, associatiever ingerichte zaal verplaatst de blik naar binnen, naar de donkere krochten van de menselijke geest. Hier vind je bijvoorbeeld een nachtmerrieachtige prentenreeks van Francisco Goya (1746-1828) en een serie Rorschachtests, als diagnostisch instrument gebruikte abstracte inktvlekken die je als bezoeker laten nadenken over je eigen geestelijke gezondheid. (‘Wat zegt het over mij dat ik vooral vleermuizen, bloedvlekken en geslachtsdelen zie?’)

Hierna nemen sfeer en poëzie definitief de overhand. Fiona Tan laat je dwalen door een donkere, als beklemmend boudoir ingerichte kamer van een steenrijke negentiende-eeuwse dame. Een zaal verderop vind je een stijve vrouwelijke ledenpop vol riempjes en scharniertjes, evenals een installatie vol kanten doopjurken die als unheimische geestverschijningen in de ruimte zweven. Samen maken de zalen goed invoelbaar hoe onvrij en claustrofobisch het leven van negentiende-eeuwse vrouwen moet zijn geweest, die zo weinig autonomie hadden dat het niet vreemd is dat ze ruim oververtegenwoordigd waren in psychiatrische instellingen, vaak voorzien van labels als hysterie of zenuwzwakte.

Fiona Tan, setfoto van ‘Janine’s Room’, 2025
Fiona Tan, setfoto van ‘Janine’s Room’, 2025

Vervreemdende echo’s
Speciaal voor de expositie maakte Tan de video-installatie Janine’s room, die misschien kan worden opgevat als een reflectie op het maakproces van de tentoonstelling. Verspreid over drie grote schermen zie je een vrouw van middelbare leeftijd intensief door stapels boeken bladeren in een chaotische bibliotheek, alsof ze ergens naar op zoek is. ‘Ieder van ons bewandelt een dunne lijn tussen gezond en ziek, tussen niet gek en anderszins’, verschijnt er in beeld. ‘Maar kan ik ooit de aard van waanzin van binnenuit begrijpen?’

Afgewisseld met beelden van de lezende dame zie je flarden archiefmateriaal van een neervallende ‘hysterische’ vrouw en citaten uit wanhopige brieven van negentiende-eeuwse psychiatrische patiënten. Achteraf lees ik dat Tan deze installatie heeft bedoeld als ‘oefening in empathie’. Toch voelt het juist alsof de associatief getoonde beeld- en tekstfragmenten de waanzin een beetje op afstand houden, als mysterieuze, vervreemdende echo’s uit een ver verleden.

Ook de expositie als geheel laat je achter met het gevoel dat geestesziekte voor een buitenstaander uiteindelijk ongrijpbaar is, of je die nu benadert vanuit de rationele classificaties van een psychiater of vanuit de sfeervolle, mystificerende droombeelden van een kunstenaar. Die conclusie spreekt ook uit het zelfportret van Tan in de laatste zaal, waarop ze haar gezicht achter een Japans masker verbergt: het benadrukt de onmacht om het menselijke innerlijk via beelden te vangen, zelfs wanneer je de complete collectie van het Rijksmuseum tot je beschikking hebt.

Lees ook het interview met Fiona Tan in Museumtijdschrift nr. 5/2025.

Fiona Tan, ‘Zelfportret met masker’, 2025
Fiona Tan, ‘Zelfportret met masker’, 2025