22 november 2023
Met zijn dochter Anne (16) bezoekt schrijver Pieter de Leeuw telkens een museum om haar kennis te laten maken met beeldende kunst. Omdat hij ervan overtuigd is dat kunst óók voor een puber van betekenis kan zijn. Op deze plek doet hij verslag van hun museumbezoeken. Lukt het hem om zijn dochter in contact te brengen met kunst?

“Waarom heet het de Haagse School?”, vraagt Anne.
Ik leg het uit. We staan in een grote, vierkante zaal in Kunstmuseum Den Haag. Een vriendelijke suppoost heeft ons hiernaartoe gebracht en zoals het een goed gastheer betaamt, mij verzekerd dat dit de enige zaal is met werk van de Haagse School. Maar volgend jaar, belooft hij met zijn kleine, ronde wijsvinger in de lucht, komt er een grote tentoonstelling, “Een hele grote.”
Ik ben voor een schilderij van Jan Hendrik Weissenbruch gaan staan. Anne staat naast me en vraagt: “Vind jij dit mooi?”
“Ja.”
We kijken allebei naar het kleine doek alsof het mooie zich zo makkelijk laat kennen. Op het schilderij loopt een vrouw met twee kleine kinderen langs het water waarop twee zeilschepen te zien zijn. Ze zegt niks, maar ik weet zeker dat ze zich afvraagt wat er zo bijzonder aan is.
Dit is het derde museumbezoek met Anne sinds ik mij heb voorgenomen haar met kunst in aanraking te brengen. Het grootste verschil is dat ze erover gaat praten. Daar begint het mee, zeg ik tegen mijzelf. In de auto onderweg naar het museum vertel ik haar, zacht gestemd door de stille stad op zondagochtend en door het liedje van Adele op haar telefoon, dat ik lang geleden schuin tegenover het museum woonde (dat toen nog het Gemeentemuseum heette) en bijna iedere zondagmiddag even naar binnen liep.
“Hoezo”, roept ze, “waarom ga je naar schilderijen kijken die je de week daarvoor al hebt gezien?” Ik antwoord snedig dat zij hetzelfde doet met het liedje van Adele dat zij allang uit haar hoofd kent. Ik ook overigens, maar dat is heel iets anders, meent ze. “Als je naar een liedje luistert, maak je iets mee, maar als je naar een schilderij kijkt, gebeurt er niks.” We kibbelen nog even verder en ondertussen denk ik, het begint met praten, de rest komt later wel.

“Kijk gewoon”, zeg ik voor het schilderij van Weissenbruch, ”wat geeft het wat je vindt.” Even later zegt ze: “Deze is wel schattig.” Ze wijst naar een klein doek van Willem Maris, Eend met acht jongen. Ik vind het een sentimenteel ding, maar zeg er niks van. We lopen de zaal rond. Ik ga nog een keer voor het werk van Weissenbruch staan. Anne gaat op een bankje zitten en pakt haar telefoon uit haar kontzak.
Tijdens die wekelijkse bezoekjes lang geleden, liep ik steevast naar het schilderij van Egon Schiele van zijn vrouw. Als we even later voor het schilderij staan en er voldoende tijd verstreken is om wat het ook is, te laten gebeuren, vraagt ze of dat echt haar trouwjurk was.
“Ja”, zeg ik, “kijk eens naar die handen.” Ze slaat haar ogen op en in een flits denk ik, natuurlijk had ik dit allemaal moeten doen toen je jonger was, maar het is nog niet te laat.
“Ja?” vraagt ze.
“Dat zijn toch mooie handen.”
Ze kijkt nog een keer.
“Ja hoor.”
Het is te vroeg voor bitterballen, dus neemt ze een kaasbroodje en kijken we in het restaurant monter om ons heen naar het veelal grijze publiek dat op gedempte toon de opgedane indrukken met elkaar deelt. Anne praat over haar eindexamenreis naar Chersonissos op Kreta. Twee dagen geleden heeft ze geboekt. Ik zucht even bij het vooruitzicht en kijk naar de ansichtkaart van het werk van Weissenbruch die ik zojuist heb gekocht. Eigenlijk was ik van plan om met haar naar het van Gogh Museum te gaan, maar ik ben blij dat ik daar nog even mee heb gewacht. Van Gogh komt volgend jaar wel. Als we nog meer hebben gepraat en nog meer hebben gezien. Ze is al aan het veranderen, denk ik tevreden. Je zult zien dat tegen de tijd dat we naar Van Gogh gaan, haar verzet verdwenen is. Maar helemaal zeker van mijn zaak ben ik niet.
Het van Goghmuseum heeft momenteel iets met Pokemons. Misschien een idee?
Ik ging met mijn 2 dochters al van jongs af aan naar musea. Met de oudste zelfs in een draagzak op mijn borst naar een tentoonstelling met impressionistische schilderijen in het Gemeentemuseum. De meeste musea in Nederland hebben leuke activiteiten voor kinderen, zoals speurtochten en workshops. Helaas hebben ze voor pubers nagenoeg niets. Bij mijn jongste was het altijd een succes als ze zich kon verkleden.
De oudste is altijd van musea en kunst blijven houden, de jongste raakte in de pubertijd haar belangstelling kwijt. Maar nu is ze 23 en ze gaat al jaren weer met plezier naar musea.
Praat ook over kreta! Daar is ook wel iets te zien! Misschien een foto op de telefoon.
Beste Pieter de Leeuw, wat een goed initiatief om je dochter kennis te laten maken met kunst. Maar ‘oude’ schilderijen bekijken is misschien iets te hoog gegrepen als eerste kennismaking.
Tip: het Kunstmuseum heeft De Wonderkamers. Ben jij daar al eens geweest? Heel interactief. Heel veel musea hebben tegenwoordig interactieve programma’s. Dat vinden meiden van 16 leuk. Of ga eens naar een TTS over mode. Dus doe eerst eens een aantal ‘leuke’ musea zodat ze musea leuk gaat vinden. Ga bijv. eens naar het Escher museum in het oude Paleis aan het Lange Voorhout en dan in Hotel des Indes lekker bitterballen eten. Jouw programma lijkt me voor een meisje van 16 een beetje saai. Je artikeltjes lees ik overigens met plezier, maar ik kan me voorstellen dat ze nog niet echt interessant vindt wat jij haar aanbiedt. 😉
Hoe weet je dat ze dat niet leuk vindt?