18 juni 2025
Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 4, over de Oosterkerk in Kollum naar ontwerp van architect Egbert Reitsma en met schilderingen van George Martens.
Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column.

Laatst overkwam het ze weer. De kerkgangers weten inmiddels hoe het gaat als er iemand preekt die nooit eerder in hun kerkgebouw is geweest. De gastpredikante trad binnen, nam plaats achter de microfoon en viel stil. Haar blik ging van de gekleurde ramen naar de ronding van de gewelven. Bleef hangen bij de kolossale, hoekige, eveneens door de architect ontworpen stalen lamp. Daarna focuste ze zich op de bekroning van zijn schepping. De beschilderde wanden. Dat feest van kleur en wonder van compositie. Toen haalde ze diep adem en begon.
Het was een waagstuk van de gereformeerden in het Friese Kollum. Een mooi, rustig dorp bij Dokkum. In 1924 kozen ze de jonge. onervaren Groningse architect Egbert Reitsma (1892-1976) om een kerk met maar liefst duizend zitplaatsen te ontwerpen. Reitsma kwam uit een gereformeerd gezin, dat wekte vertrouwen. Bovendien zat het bouwen hem in het bloed. Zijn vader, een timmerman, werkte zich op tot architect-aannemer. Zoon Egbert kon goed tekenen en mocht naar de kunstacademie in Groningen. Daarna ging hij in de leer bij de gerenommeerde Rotterdamse architect Willem Kromhout. Die had, met een collega, het American Hotel in Amsterdam op zijn naam staan.
Dit jaar is het een eeuw geleden dat de kerk in gebruik werd genomen. Koster Piet Kamstra leidt mij rond, samen met Klaas Tiemersma, die voor een jubileumuitgave de archieven in dook. Ze wijzen op de gesinterde bakstenen die Reitsma gebruikte. Met zeventien scheepsladingen werden ze aangevoerd. De zogenoemde mondsteen was Reitsma’s favoriete materiaal. De kenmerkende rode, grijze of lichtpaarse gloed kregen de keiharde stenen omdat ze eigenlijk te dicht bij de oven hadden gelegen.

Gedurfd
Buiten lijkt het gebouw een gewone, traditionele kerk. Wars van uiterlijk vertoon. Zo hoorde het, vond staatsman Abraham Kuyper, voorman van de gereformeerden. Hij beschrijft in zijn boek Onze Eeredienst(1911) waaraan een kerkgebouw moet voldoen. Wat betreft ‘het uitwendige’ moet een architect zich inhouden. Binnen kan hij de teugels iets laten vieren. Maar kunst mag daar nooit een ‘heerscheresse’ worden.
Reitsma gehoorzaamde hem slechts ten dele. De kerk kreeg een waaiervormige plattegrond zodat iedereen, zoals Kuyper voorschreef, de voorganger kon zien én verstaan. Ook vanaf de oplopende galerijen. Maar die regel over de rol van kunst lapte hij aan zijn laars. Hij betrok zijn goede vriend, de schilder George Martens, bij het project. Martens (1894-1979) kwam uit een schippersfamilie, en kende Reitsma van de Academie. Met enkele jonge, vooruitstrevende collega’s richtte hij in 1918 de Groninger Kunstkring De Ploeg op. Hij begon naam te maken en schilderde in uitbundige kleuren vooral zijn geboortestad Groningen, met een nadruk op het altijd aanwezige water.
Martens ging in Kollum aan de slag met de decoraties en kreeg deels de vrije hand. Reitsma dacht mee. Fabelachtige schilderingen zijn het resultaat. Fraai van compositie en gedurfd van kleur. Wellicht mede geïnspireerd door wat decorateur Johan Kromhout – de broer van Reitsma’s leermeester Willem Kromhout – recent had gepresteerd in de zaal van de nieuwe bioscoop van Abraham Tuschinski in Amsterdam.

Martens maakte het werk niet af. Er werd geklaagd over zijn gedrag op de bouwplaats. Misschien dat hij af en toe een borrel nam? Iets te grof in de mond was? Ik bekijk op de site van het Groninger Museum de geestige, snelle en liefdevolle schetsen die zijn vrouw, schilder Alida Pott (1888-1931) van haar man maakte. Onderuit, met de benen op tafel en het gezicht afgedekt met een opengeslagen krant, doet hij een dutje. Zou hij regelmatig zo zijn aangetroffen onderaan de steiger? Of kreeg Martens last van heimwee en verlangde hij naar thuis en zijn Ploeg-vrienden in de stad?
Feit is dat hierna voor Martens zijn meest succesvolle periode aanbrak. Hij behoort tot de bekendste schilders van De Ploeg. En ook Reitsma werd na zijn kunststuk in Kollum steeds succesvoller. Voor het Noord-Hollandse Andijk ontwierp hij een nog grotere kerk, met – op verzoek van het kerkbestuur – minder uitbundige schilderingen. Zijn absolute meesterwerk is het sanatorium in het Drentse Zuidlaren.
Als ik in Kollum afscheid neem, komen mijn gidsen nog even terug op die predikante van laatst. Toen ze was uitgekeken bood ze haar excuses aan. Met gevoel voor understatement zei ze: “Sorry, ik was even afgeleid”.
