15 oktober 2025

De Museumtijdschrift Tentoonstellingsprijs gaat dit jaar naar ‘Sag mir wo die Blumen sind’, de monumentale dubbeltentoonstelling van de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Van Gogh Museum. Museumdirecteuren Rein Wolfs (Stedelijk Museum) en Emilie Gordenker (Van Gogh Museum) blikken terug op deze unieke coproductie. “Dat twee musea gelijkwaardig samenwerken aan zo’n grootse tentoonstelling, is een krachtig signaal in een tijd waarin samenwerking steeds noodzakelijker wordt.”

Rein Wolfs, directeur Stedelijk Museum Amsterdam, foto: Boudewijn Bollmann
Rein Wolfs, directeur Stedelijk Museum Amsterdam, foto: Boudewijn Bollmann
Emilie Gordenker, directeur Van Gogh Museum
Emilie Gordenker, directeur Van Gogh Museum

Dwarsverbanden
Nee, ze hadden het echt niet verwacht. Terwijl de dubbeltentoonstelling over Anselm Kiefer (1945) – een van de grootste nog levende kunstenaars – toch dé grote publiekstrekker was van het afgelopen jaar. Bezoekers kozen massaal voor ‘Sag mir wo die Blumen sind’ als winnaar van de Museumtijdschrift Tentoonstellingsprijs.

Dat het publiek de tentoonstelling van Kiefer tot favoriet verkoos, vindt Stedelijk-directeur Rein Wolfs extra bijzonder. “De bezoekers zijn ons bestaansrecht. Dat geldt bij uitstek voor deze tentoonstelling, die een groot en breed publiek kennis wil laten maken met een internationaal gerespecteerd kunstenaar. Dat die inspanning vervolgens wordt erkend door het publiek, is een enorme stimulans.”

Emilie Gordenker, directeur van het Van Gogh Museum, vult aan: “Een tentoonstelling is zoveel meer dan wat er uiteindelijk te zien is. In ‘Sag mir wo die Blumen sind’ zit vijf jaar voorbereidend werk. Er komt ontzettend veel expertise samen in één tentoonstelling – van de curatoren tot de marketing. Dan is het natuurlijk heerlijk als die inzet van al die verschillende medewerkers wordt gezien en beloond.”

De vakjury selecteerde de tien genomineerde tentoonstellingen op basis van criteria als een doordacht concept, een verrassende invalshoek, nieuwe inzichten en een aansprekende presentatie.
Wat denk je dat het publiek ertoe heeft bewogen om massaal op jullie tentoonstelling te stemmen?
Gordenker: “Ik denk omdat de tentoonstelling nieuwe inzichten bood. Dat wilden we doen door onze werken van Van Gogh te belichten aan de hand van Kiefer. Een geslaagde tentoonstelling biedt de kans om dwarsverbanden te verkennen met andere kunstenaars of kunststromingen – alleen al door het tonen van bruiklenen.”

Wolfs: “Als ik mag aansluiten bij die nieuwe inzichten: ‘Sag mir wo die Blumen sind’ bood Kiefer de unieke gelegenheid om zijn nieuwe werk te spiegelen aan zijn vroege werk. Wij hebben tenslotte in de jaren tachtig al werk van hem aangekocht.”

Floor
Zaaloverzicht ‘Sag mir wo di Blumen sind’, Stedelijk Museum Amsterdam, foto: Michael Floor

Het Stedelijk Museum en het Van Gogh Museum bouwen allebei op een sterke historische collectie. Hoe belangrijk zijn tijdelijke tentoonstellingen voor jullie?
Wolfs: “Wij leven voor tentoonstellingen, dat is ook wat van het Stedelijk wordt verwacht: nieuwe kunst en kunstenaars presenteren als museum voor moderne en hedendaagse kunst. Dus moeten wij ons met elke tentoonstelling opnieuw bewijzen. Tegelijkertijd is de vaste collectie permanent aanwezig – dat blijft onze basis. Tentoonstellingen zijn een manier om die collectie te actualiseren en te verrijken…”

Gordenker vult aan: “En om de permanente collectie onder de aandacht te brengen. Dit is weliswaar een Tentoonstellingsprijs, maar ik zou iedereen die heeft gestemd willen oproepen: kom ook eens onze vaste collectie bekijken. Ook daarin zit enorm veel kennis en aandacht. Een bijzondere tentoonstelling verleidt bezoekers vervolgens om terug te komen – in ons geval vooral Nederlandse bezoekers, die we graag vaker willen verwelkomen. Met de tentoonstelling over Anselm Kiefer zagen we gelukkig weer veel landgenoten terug.”

Samenwerking op het Museumplein
Het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum liggen op een steenworp afstand van elkaar aan het Museumplein in Amsterdam. Toch verschillen de musea sterk van elkaar. Het Stedelijk presenteert jaarlijks een tiental tijdelijke tentoonstellingen en bestrijkt vrijwel alle kunstdisciplines van de twintigste en eenentwintigste eeuw; het Van Gogh Museum focust op de schilderijen Van Gogh en zijn tijdgenoten – een vaste collectie die jaarlijks miljoenen bezoekers trekt. Waarin vonden beide musea elkaar bij de dubbeltentoonstelling over Anselm Kiefer?

Gordenker: “Bij gezamenlijke tentoonstellingen worden vaak wat bruiklenen uitgewisseld, maar hier hebben we echt één gezamenlijk concept ontwikkeld.
Dit kon alleen een succes worden met één titel, één catalogus, één entreeticket, enzovoort.”

Wolfs: “Laten we niet vergeten dat dit een tentoonstelling is met een levende kunstenaar, die zijn eigen inbreng had. Kiefer heeft zich actief bemoeid met de thema’s, de titel en ook het campagnebeeld. Tegelijkertijd wilden wij als museum onze eigen identiteit behouden door net een ander accent te leggen in de thematische invalshoek en het zaalontwerp. Dat maakt het zo’n rijke, gelaagde tentoonstelling.”

Zaaloverzicht ‘Sag mir wo di Blumen sind’, Van Gogh Museum, foto: Michael Floor
Zaaloverzicht ‘Sag mir wo di Blumen sind’, Van Gogh Museum, foto: Michael Floor

Hoe begon deze samenwerking eigenlijk?
Gordenker: “Het initiatief lag bij ons, in het Van Gogh Museum. Kiefer heeft vaker gezegd hoe belangrijk Van Gogh is geweest voor zijn ontwikkeling als kunstenaar. De vraag was dus niet óf we daar iets mee wilden doen, maar hoe. Je kunt daar een boek over maken, maar we wilden juist die ervaring van Kiefer naast Van Gogh tastbaar maken. Maar Kiefers werk is zo monumentaal – hoe past dat in ons gebouw? Dus dacht ik: laten we de buren eens bellen. Er was meteen een klik.”

Wolfs: “Vervolgens is Kiefer gepolst, en die liep meteen warm. Voor hem was het een déjà vu om terug te keren naar de zalen waarin hij in de jaren tachtig al exposeerde. In het Van Gogh keek hij terug op Van Gogh zelf, en bij ons op zijn eigen oeuvre. Dat vulde elkaar prachtig aan.”

Hoe hebben jullie voorkomen dat het twee afzonderlijke tentoonstellingen zouden worden?
Wolfs: “De meerwaarde zat in de synergie tussen de twee musea, waarbij elk zijn eigen visie en expertise inbracht. Zo ontstond een meanderend, maar samenhangend verhaal. Ik zou dus zeggen: één plus één is meer dan twee.”

Gordenker: “Dat was ook logistiek nog een flinke puzzel. Aanvankelijk was het idee dat je in beide musea kon beginnen, maar onder meer om praktische redenen – zoals ticketing – bleek het beter om bij ons te starten. Hier hingen tenslotte Kiefers allereerste tekeningen, die hij als tiener maakte, geïnspireerd door Van Gogh. Dus chronologisch klopte het ook.”

Zaaloverzicht ‘Sag mir wo di Blumen sind’, Stedelijk Museum Amsterdam, foto: Michael Floor
Zaaloverzicht ‘Sag mir wo die Blumen sind’, Stedelijk Museum Amsterdam, foto: Michael Floor

Wat betekent deze tentoonstelling voor het internationale profiel van de Nederlandse museumwereld?
Wolfs: “Dat twee musea gelijkwaardig samenwerken aan zo’n grootse tentoonstelling, is een krachtig signaal in een tijd waarin samenwerking steeds noodzakelijker wordt. Enerzijds vanwege de krapper wordende middelen, anderzijds vanuit het besef dat musea elkaar kunnen versterken.”

Gordenker: “Het is ontzettend leerzaam om je eigen collectie te bekijken door de blik van collega’s. Ik gun dat elk museum. Wij hebben veel geleerd van het Stedelijk – vooral over het werken met een levende kunstenaar. Wij werken tenslotte meestal met voltooide oeuvres van overleden kunstenaars.”

Tot slot: wat is de meerwaarde voor het publiek van een samenwerking tussen twee musea?
Wolfs: “Allereerst een nóg bijzonderdere ervaring. Maar ook op de lange termijn is het belangrijk dat publieke instellingen als het Stedelijk en het Van Gogh de krachten bundelen. Samen staan we sterker.”

Gordenker: “Maar samenwerken om het samenwerken heeft weinig zin. Er moet een inhoudelijke aanleiding zijn – een logica.”

Wolfs: “Anselm Kiefer is een internationale publiekstrekker, zeker als twee grote musea samen de schouders eronder zetten. Maar het zou jammer zijn als zulke blockbusters de kleinere, specialistische tentoonstellingen verdringen. Die hebben het al moeilijk genoeg om publiek te trekken, terwijl juist zij nieuwe en verrassende inzichten bieden. Ook Kiefer was ooit niet beroemd.”