16 april 2025
Via een grootschalige zoekactie zijn tientallen vermiste schilderijen van de Limburgse kunstenaar Giselle Kuster (1911-72) bijeengebracht. Het retrospectief ‘Onbegrensd – Het leven en werk van Giselle Kuster’ in Museum van Bommel van Dam in Venlo werpt een blik op haar expressieve, veelzijdige oeuvre en vrijgevochten levenspad.

Zodra je de tentoonstelling betreedt, sta je oog in oog met het werk Giselle Kuster ten voeten uit (ca. 1938), een bijna levensgroot zelfportret vol bravoure, levenslust en jeugdig enthousiasme. Met opgeheven hoofd, gevouwen armen en een modieuze gestreepte rok torent de kunstenaar boven je uit. Haar air van zelfvertrouwen wordt nog eens versterkt door de gewaagde expressionistische kleuraccenten op haar huid en haren en de vluchtige penseelstreken, alsof de 27-jarige Kuster het werk in één vlaag van inspiratie heeft geschilderd.

Teruggevonden
De rest van de tentoonstelling vertelt het levensverhaal van deze avontuurlijke schilder en kunstondernemer aan de hand van haar eigen werk en dat van tijdgenoten. In totaal hangen er zo’n veertig schilderijen en twintig tekeningen van Kuster. Deels zijn die afkomstig uit de collectie van Museum van Bommel van Dam en het Limburgs Museum. Maar de rest is via een grootschalige zoekactie in kranten en op sociale media teruggevonden bij privé-eigenaren in heel Nederland, en is nu voor het eerst voor het publiek te zien. De samenstellers van de tentoonstelling hopen daarmee deze vergeten kunstenaar, die in haar eigen tijd veel exposeerde en erkenning kreeg, alsnog een plaats in de Nederlandse kunstcanon te bezorgen.

Expressieve portretten
Kuster groeide op in Venlo, waar haar ouders een kledingatelier runden en haar creativiteit stimuleerden. De eerste zaal toont vroege modetekeningen van haar hand, schetsen uit haar tijd aan de kunstacademie van Luik en opvallend krachtige, expressieve portretten, zoals een haast fauvistisch zelfportret met knalrode achtergrond en een liefdevol portret van haar naaiende moeder, beide uit 1938.
Eén wand is gevuld met donkere, naturalistische schilderijen van bevriende Venlose kunstenaars als Tilla Terwindt (1890-1981) en Sef Moonen (1906-95). Daartussen knalt Kusters expressionistische Zelfportret (1936), waarop ze je indringend aankijkt met een schilderspalet in de hand, met des te meer zeggingskracht van de muur – in het portretgenre was Kuster duidelijk zeer in haar element en overtrof ze haar collega’s met verve.

Wisselende kwaliteit
In de volgende zaal hangt haar werk te midden van grotere namen, zoals Charley Toorop (1891-1955), Jan Sluijters (1881-1957) en Otto van Rees (1884-1957), die allen exposeerden in de galerie die Kuster tijdens de Tweede Wereldoorlog in Leiden had geopend. Haar eigen kunstproductie uit die tijd is van wisselende kwaliteit: haar ernstige, donkergekleurde Zelfportret (1945), met duidelijke invloed van Toorop, is onverminderd krachtig. Maar haar geschilderde vrouwelijke naakten liggen er wat stijfjes bij, met uitdrukkingsloze gezichten en oncomfortabele poses.
Het valt op dat Kuster onophoudelijk bleef experimenteren met genres en stijlen. Zo schilderde ze tussen 1948 en 1950, toen ze rondreisde door Indonesië, landschappen en portretten van de lokale bevolking in een geromantiseerde stijl die soms doet denken aan Gauguin. En in 1952, vlak voordat ze haar woonplaats Leiden verruilde voor Maastricht, maakte ze een kubistische periode door, met (iets te) duidelijke echo’s van Picasso. Deze werken zijn heel esthetisch, maar missen de doorleefde, authentieke kracht van haar vroegere portretten, alsof ze zich voortdurend de techniek van anderen aanmeet.

Surrealistische experimenten
Gelukkig hangt er in de laatste zaal opnieuw een indrukwekkend Zelfportret (ca. 1968) in haar kenmerkende expressieve stijl, evenals een serie spannende surrealistische taferelen: kronkelende mensfiguren die uitmonden in bomen, mysterieuze architectuur met een organische botstructuur en centaurachtige wezens waarin man en vrouw samensmelten. Deze werken bewijzen dat de kunstenaar op haar beste momenten niet voor haar beroemdere collega’s onderdeed, en maken nieuwsgierig naar de vele Kuster-schilderijen die nog steeds niet teruggevonden zijn, maar hopelijk alsnog ooit zullen opduiken.
In de volgende zaal hangt haar werk te midden van grotere namen, zoals Charley Toorop (1891-1955), Jan Sluijters (1881-1957) en Otto van Rees (1884-1957), die allen exposeerden in de galerie die Kuster tijdens de Tweede Wereldoorlog in Leiden had geopend.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog een galerie openen. Wat moet ik hiervan denken?
Dag Paul,
In het voorjaar van 1940 opent Giselle Kuster kunstgalerie Pro Arte. In het ingeslapen Leidse kunstklimaat wordt haar initiatief met veel enthousiasme ontvangen, al is de feestelijke stemming van korte duur. Twee weken na de opening, in mei 1940, is Nederland bezet. Met haar galerie biedt Kuster menig kunstliefhebber uit Leiden en omstreken een tijdelijke ontsnapping aan de grauwe werkelijkheid. In een gevarieerd en regelmatig wisselend tentoonstellingsprogramma toont Kuster haar eigen werk en dat van anderen. Ze houdt het vol tot eind 1942. De bezetter maakt het met de instelling van de Kultuurkamer voor kunstenaars steeds moeilijker om te exposeren. Met het vooruitzicht van strenge handhaving van de opgelegde beperkingen besluit Kuster afstand te doen van haar galerie.