8 november 2023

Hoewel relatief onbekend, wordt Adriaen van de Venne beschouwd als een van de grootste zeventiende-eeuwse meesters. Het Zeeuws Museum pakt voor het eerst uit met een indrukwekkend overzicht van dit multitalent.

‘De schildery-winckel’, 1623, collectie Daily Mail & General Trust, Londen

Schilder, dichter, boekillustrator, uitgever en dan zijn er wellicht nog wat werkzaamheden over het hoofd gezien. Adriaen van de Venne (1590-1662) kon niet zo goed kiezen tussen zijn talenten voor woord en beeld en deed dat vaak dan ook maar niet. In 1619 ondertekent hij een akte nog met een palet onder zijn naam, een aantal jaar later tekent hij een zelfportret met prominent uitgestald zowel schildersattributen als een inktpot met ganzenveer. Hij ziet zich dan als volwaardig schilder én dichter. Misschien heeft zijn veelzijdigheid in de weg gestaan om het hedendaags publiek te bereiken, want zelfs de meeste liefhebbers hebben geen scherp beeld.
Alleen al als schilder beheerst hij alle takken van sport. Voor de ‘kunsttheoretici’ in de zeventiende eeuw is een schilderij met veel figuren en inhoud het hoogst haalbare. Dat zijn precies het soort werken waarmee hij in 1614 pardoes de kunstgeschiedenis komt binnenvallen, zoals met zijn bekendste en intrigerendste schilderij De Zielenvisserij – helaas achtergebleven in het Rijksmuseum, want te kwetsbaar. Het is een kapitaal werk bomvol (herkenbare) figuren, inclusief de schilder zelf met zijn broer. Het Rijksmuseum is genereus geweest met bruiklenen, zoals het indrukwekkende Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg van een jaar later. In deze periode schildert Van der Venne ook meerdere series Vier Jaargetijden in groot en klein formaat. Deze productie – zeker de grote figuurstukken – duidt op werken op bestelling. De vermoedelijk warme band met zijn opdrachtgevers komt tot uiting in de talloze zelfportretjes, altijd als ‘dandy’.

Zaaloverzicht, foto: Pim Top

Jacob Cats
Er moet vroeger werk zijn; de kleurrijke schilderijen verraden de hand van een gearriveerde meester. Zijn biografie wordt de laatste jaren bijgekleurd. Pas recent werd duidelijk dat hij in 1590 is gedoopt in het Zuid-Hollandse dorp ’t Woud, mogelijk als boreling uit Delft en kind van Vlaamse ouders en dat zijn vader al voor de doop is overleden. Tot voor kort zijn andere ouders aan hem gekoppeld. Al lang is bekend dat Adriaen een oudere broer Jan heeft gehad, die hij volgt naar Middelburg. Jan is drukker, boekverkoper en vanaf 1618 runnen ze samen de ‘Schildery-winckel’, waar wordt gedrukt en allerhande luxe objecten worden verkocht. Op de expositie prijkt het uithangbord van de winkel dat Adriaen in 1623 schildert, met portretten van Jan, hemzelf en Jacob Cats die bij de broers kind aan huis is en er zijn geschriften door Adriaen laat illustreren en door Jan drukken.
Rond 1625 verruilt Adriaen Middelburg voor Den Haag en overlijdt Jan. Vermoedelijk hoopt Adriaen op hofopdrachten – in Middelburg schildert en tekent hij veelvuldig de prinsen van Oranje – maar zal hij wellicht noodgedwongen een andere richting inslaan: hij gaat grisailles schilderen, waarschijnlijk voor de vrije markt. Het zijn zonder uitzondering moralistische voorstellingen met een flinke dosis humor.

Zaaloverzicht met wandtapijt naar ontwerp van Adriaen van de Venne, uitgevoerd door Maximiliaan van der Gucht, 1647-48, collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, foto: Pim Top

Doorkijkjes
De tentoonstelling in Middelburg was aanvankelijk gepland in samenwerking met het Historisch Museum in Den Haag, tot corona roet in het eten gooide. Het Middelburgse en Haagse werk zou gescheiden worden getoond. Eigenlijk is het winst dat er nu een tentoonstelling is op één locatie. De beschouwer meandert nu langs de gehele ontwikkeling van deze typische zeventiende-eeuwer – in de eerste zaal is van alles uit elke periode bijeengebracht als een visuele ouverture, waarna de chronologie het grotendeels overneemt. De inrichting is bijzonder en voelt als een onderdompeling in een grottencomplex met doorkijkjes en nissen, die intiem bestuderen bevorderen.

Let op: tijdslot
Het Zeeuws Museum hanteert een tijdslot met aanvangs- en sluitingstijd. De bezoeker mag een half uur in de zalen dwalen met maximaal twintig bezoekers tegelijk. Dat geeft ruimte, maar ook tijdgebrek, zeker daar er vaak per object al zoveel is te zien. Tip: boek een dubbel tijdslot.

Meer lezen?
In Museumtijdschrift 6 verscheen een uitgebreid artikel over Adriaen van de Venne, geschreven door kunsthistoricus en journalist Eriks Spaans.

 

Zaaloverzicht, foto: Pim Top