7 juni 2023

Keramist Wouter Dam schept deconstructieve maar sierlijke objecten door vaasvormen te versnijden en de krullerige onderdelen ervan weer anders aan elkaar te zetten. Kunstmuseum Den Haag toont zo’n vijftig spektakelstukken die zich lijken af te keren van ambachtelijke tradities, maar er ook deel van uitmaken.

Gekantelde vazen en wandobjecten, 2000, foto: Chris Reinewald

“Zet er geen bos tulpen in. Dat zou zonde zijn omdat je dan niets meer van de vorm ziet”, is de gebruiksaanwijzing die Wouter Dam (1957) meegeeft aan zijn objecten. Hij bouwt met een soort schillen lichte constructies waarvan de vaasvorm slechts een verre herinnering is.
In de prachtig lichte vijverzaal van Kunstmuseum Den Haag omspelen de objecten elkaar als een visuele symfonie. Instinctief doe je je handen op de rug bij het bekijken van de aanvankelijk aarde getinte en later zacht gekleurde, ogenschijnlijk fragiele objecten. Ze wegen gemiddeld slechts een kilo.

Vazen uit 1987-1990, foto: Chris Reinewald

Fameuze keramiekklas
Ga de chronologische expositie rechts in en zie hoe Dam zich van de vaas vrijmaakte om tot zijn huidige barok-deconstructivistische vormgeving te raken. Dat moet ongeveer zó gegaan zijn: rond 1980 maakt Dam bescheiden inkepingen in de boven- en zijkanten van zijn vazen. Hij zit dan nog in de fameuze keramiekklas van Jan van der Vaart op de Gerrit Rietveld Academie. Als docent en maker van geometrische en altijd functionele vormen, stimuleerde Van der Vaart zijn studenten zo gauw ze de techniek beheersten daarna de grenzen ervan op te zoeken.
Dus legde Dam de vaas op zijn kant, sneed er de bodem af en kreeg nieuwe inzichten. Zo keek je bijvoorbeeld nu ook de altijd veronachtzaamde binnenkant in. Van daaruit attaqueerde hij de vorm verder. Er ontstonden vaas-achtige objecten lijkend op archeologische vondsten, maar ook op wrakstukken van een vliegtuig of zo’n typisch hard driehoekig hoedje van de Spaanse marechaussees van de Guardia Civil. Er ligt zelfs een bruinige cocon waarin je een stuk olifantenslurf meent te herkennen. 

Objecten uit 1987, foto: Chris Reinewald

Kringelende kleischillen
Bij veel “toegepaste” kunstenaars is techniek hun grote drijfveer. Zo ook bij Dam. Je vraagt je af hoe hij zoiets technisch voor elkaar bokst. Keramiek is op zich al een uiterst listig medium waarvan de mooie vorm bij het bakken alsnog kan breken. En dan voegt Dam aan de verschillende stadia – vormen, draaien, modelleren, glazuren – nog nieuwe toe. Hij maakt eerst zo’n tien tot twaalf cilindrische vormen op de draaischijf. Die bevrijdt hij van de bodem. (Weg dat boeket!) Vervolgens gaat hij ze aan-, in- en opensnijden tot volumes en elegant kringelende kleischillen. Met deze losse, ‘leerharde’ onderdelen bouwt hij een tijdelijke versie, ondersteund door zwembandjes, voor deze de oven in gaat.
Zijn de vormen hard gebakken, dan schuurt Dam het oppervlak, de kleihuid glad. In meerdere lagen spuit hij engobe – een dun kleipapje met pastel getinte pigmenten – en klaar. Op de tentoonstelling zorgt de invallende zon voor een delicaat spel van licht en schaduw, strijkend over de zachte rondingen, hoeken, schillen. De kunstwerken lijken bij elk standpunt van vorm te veranderen. Je zucht diep. Dan zie je dat op de recentste deconstructies zowaar bol- en buikvaasjes zijn verschenen. 

Bij de expositie verschijnt de catalogus Wouter Dam, Keramiek Ceramics, uitgeverij W BOOKS, € 24,95

Object uit 2023, foto: Chris Reinewald