25 juni 2024
Nederland kan bogen op internationaal vermaarde ‘starchitects’, wereldberoemde onwerpers en gerenommeerde internetpioniers. In een knap gemaakte overzichtstentoonstelling toont het Nieuwe Instituut waar die creatieve rijkdom vandaan komt en hoe de disciplines gaandeweg met elkaar zijn versmolten.
Als ‘Dutch, More or Less – Hedendaagse architectuur, design en digitale cultuur’ iets duidelijk maakt dan is het wel hoe belangrijk de jaren negentig zijn geweest voor de ontwikkeling van de Nederlandse ontwerpsector. Toen de beeldende kunst na het einde van de Koude Oorlog in een ideologisch vacuüm belandde en een speelbal dreigde te worden van de markt, wierpen ontwerpers zich op als de nieuwe leveranciers van verhalen, oplossingen en fundamentele vragen. Overheidsdiensten als de PTT en Nederlandse Spoorwegen traden op als ambitieuze opdrachtgevers met grote budgetten. En opleidingen, zoals in Eindhoven en Delft, brachten een nieuwe generatie hemelbestormers voort.
In de architectuur resulteerde dat in onder andere de Erasmusbrug van UNStudio en Liesbeth van der Pols Rooie Donders, de niet te missen woongebouwen aan de rand van Almere. ‘Superdutch’ was het etiket dat op deze vorm van neomodernisme werd geplakt. Het equivalent in design heette Droog, met als blikvanger Tejo Remy’s verzameling losse laden die met een enorme riem bij elkaar worden gehouden. En in de opkomende digitale cultuur blies Nederland een stevig deuntje mee met de door hackers opgerichte internetprovider XS4ALL.
Telefoonkaarten en gestapelde landschappen
Alle genoemde voorbeelden zijn te zien in de nieuwe tentoonstelling van het Nieuwe Instituut. Plus nog wat andere klassiekers uit de jaren negentig, zoals telefoonkaarten door Karel Martens, de Hema-fluitketel Le Lapin, maquettes van Rem Koolhaas en een ouderwetse monitor met de interface van De Digitale Stad, de eerste virtuele ontmoetingsruimte ter wereld. Als ‘Dutch, More or Less’ het daarbij had gelaten dan was het ook al een fijne, ietwat nostalgisch stemmende presentatie geweest. Maar de tentoonstelling gaat verder en laat zien hoe de Nederlandse architectuur, design en digitale cultuur de afgelopen dertig jaar op deze voedingsbodem hebben doorgebouwd en daarbij steeds meer met elkaar verstrengeld zijn geraakt.
Stond in de jaren negentig nog de individuele discipline en haar mogelijkheden voorop, werd daarna steeds meer gedacht vanuit een op te lossen probleem. De tentoonstelling maakt dat inzichtelijk door architectuur, design, digitale creaties en allerlei mengvormen te groeperen rondom zes thema’s. Zo wordt het onderwerp duurzaamheid geïllustreerd met het half beschilderde servies van Studio Makkink & Bey, dat aangeeft hoeveel arbeid de consument eigenlijk zou kunnen verwachten voor de betaalde prijs, en Noa Jansma’s internetveiling van stapelwolken die door klimaatverandering steeds zeldzamer worden.
Steeds worden er verwijzingen naar de jaren negentig gemaakt. Zo is het Forum Groningen van NL Architects, met z’n samenvoeging van museum, bioscoop, bibliotheek, stadsplein en archief een volwaardige opvolger van het paviljoen dat MVRDV ontwierp voor Expo 2000 in Hannover: een stapeling van Nederlandse landschappen als duinen, weiland en windmolenpark. En echoot de machine waarmee Christian Schwarz het signaal van in de buurt aanwezige mobieltjes omzet in een muziekcompositie de aandacht die de internetpioniers van de Waag dertig jaar geleden al hadden voor digitale privacy.
Manifest
Natuurlijk missen er dingen in ‘Dutch, More or Less’. Het tegenwoordig alom aanwezige social design komt er bekaaid vanaf, net als speculatief design. En als we het over het stedenbouwkundig aanzicht van Nederland hebben, kun je toch echt niet om de neotraditionele architecten heen die Vinex-wijken en inbreidingslocaties vol zetten met pseudo jaren dertig woningen. Ook de game-industrie, toch een sector waar Nederland internationaal koploper in is, ontbreekt.
De invulling die ‘Dutch, More or Less’ geeft aan dertig jaar Nederlandse ontwerpgeschiedenis is specifiek en vooral gericht op de avant-garde. Wat niet wegneemt dat deze tentoonstelling beschouwd kan worden als eerste semi-vaste museumopstelling die exclusief gewijd is aan het vakgebied. Behalve een voor leken interessante presentatie is ‘Dutch, More or Less’ bovendien een soort manifest van het Nieuwe Instituut. Toen het museum zich in 2013 met die ongrijpbaar generieke naam presenteerde als opvolger van het Nederlands Architectuurinstituut, was het voor veel bezoekers onduidelijk waar het voor stond. Maar deze tentoonstelling maakt in één klap helder hoe architectuur, design en digitale cultuur met elkaar verstrengeld zijn geraakt en dus thuishoren onder één dak.