1 november 2023

VroIijker wordt het niet, wel interessant. Deze week, tijdens Allerheiligen en Allerzielen, herdenken rooms-katholieken de doden. Museum Ons’ Lieve Heer Op Solder belicht in deze contemplatieve periode religieuze en huiselijke gebruiken rondom dood en rouw.

Zaaloverzicht, rouwservies met zoute krakelingen, foto: Rebekka Mell

‘Een ernstig huis op serieuze aarde dat onze rituelen bij geboorte, huwelijk en dood omhult’, schreef de niet-religieuze Engelse dichter Philip Larkin over een kerk. Museum Ons’ Lieve Heer op Solder, een Amsterdams woonhuis met schuilkerk, is zo’n ernstig huis. Toen in het zeventiende-eeuwse Amsterdam het rooms-katholieke geloof verboden was, bouwde een vermogend koopman boven in zijn dubbele woning een illegale katholieke schuilkerk. Het authentieke, inmiddels ontwijde, godshuis aan de gracht vormt met zijn Vermeer-achtige kamers een waar kruip-door-sluip-doormuseum. Neem dus zeker die uitgereikte plattegrond met audiotour mee.

Zaaloverzicht met rouwkamer, foto: Rebekka Mell

Krakelingen
De tentoonstelling ‘Aan deze en gene zijde van de dood’ gaat niet uit van de zeventiende-eeuwse visie op de dood en het hiernamaals. Centraal staan negentiende-eeuwse rituelen en collectiestukken als troostrijke herinnering voor rouwende nabestaanden waaruit ook onze huidige ‘funeraire cultuur’ met lommerrijke begraafplaatsen voortkomt. In het museum toont een geblindeerde rouwkamer de situatie na een overlijden. Klokken zijn stilgezet om de eeuwigheid te verwelkomen, ramen en spiegels zijn afgedekt met zwarte draperieën. Als een vertrekkende ziel zichzelf weerspiegeld ziet, raakt deze namelijk de heenweg naar gene zijde kwijt en kan daardoor ook levenden meevoeren. Een etalagepop met zwarte jurk met sleep toont de gewenste rouwuitdossing.
In de keuken wordt een zwart rouwservies getoond, samen met krakelingen die bijeen zijn gebonden met een zwart lint. De krakeling, een liggende achtvorm zonder begin en eind, staat als pre-Christelijk symbool voor de overgang tussen aarde en hemel. Overigens zijn de krakelingen, oer-Hollands, bestrooid met suiker als troost of met zout voor de vergoten tranen. Verder trappenlopend beland je in de behangkamer met huisvlijt: rouwsieraden met gevlochten haar van de gestorvene. Symbolische tafereeltjes met treurwilgen omkransen een fotoportretje. Er ligt ook een realistisch afgegoten dodenmasker. Met zulke post mortem uitingen koesterde een familie het ‘laatste gezicht’ van hun geliefde.

Het altaar in de kerk bij een requiemmis met zwarte kandelaars, foto: Rebekka Mell

Lege doodskist
Een katholieke begrafenis in gewijde grond was in de zeventiende eeuw uiteraard ook godsonmogelijk. Als tegemoetkoming schepten priesters drie theelepeltjes gewijde aarde uit een zilveren, doodskist-vormige houder over in de echte doodskist. In plaats van een welverdiend praalgraf eerden parochianen overleden priesters met een geschilderd doodsportret.
Deze latere negentiende-eeuwse verzamelobjecten worden nu voor het eerst getoond in het museum. Vaste kerkgangers merken dat het altaar met zwart fluweel is aangepast voor het requiem. Zwarte kandelaars prijken voor de reguliere zilveren exemplaren. Prominent in zicht staat een katafalk, een bedekte sierkist minus de overledene erin. Zo kon men toch de gewenste rituelen uitvoeren. Op een speciale lessenaar rust het requiem-missaal, een dodengebedenboek. De priester gaat bijpassend gekleed in een zwart kazuifel, een opperkleed. Voor mensen met morbide belangstelling wacht in de sacristie bij het bovenbalkon een glazen kistje met vier anonieme ‘heilige’ schedels. Hoewel terughoudend uitgestald op de ingetogen expositie, komt hier het griezelfestijn Halloween wel erg dichtbij.

Rouwsieraden, foto: Rebekka Mell