12 juni 2024

Een arboretum is niet alleen een levende verzameling bomen en struiken, maar ook een symbool van koloniale uitbuiting. De buitententoonstelling ‘Beelden op de Berg’ in het Wageningse arboretum is geen lichte kost: tegen een schitterend decor delen veertien kunstenaars onderbelichte verhalen over het verzamelen van kennis over natuur, planten en bomen.

Femke Herregraven, ‘Aleyda & Entgen’, 2024

Het is de ideale plek voor een afschrikwekkende boodschap: hoog boven de rest van het landschap en goed zichtbaar vanaf schepen op de onderliggende Rijn. Een lange paal met een rad erop herinnert aan de lichamen die hier opgeknoopt hingen. Het waren vooral oudere, alleenstaande vrouwen die vanwege hun kennis van geneeskrachtige kruiden en werk als vroedvrouw waren veroordeeld als heks.
Femke Herregraven, de kunstenaar die de paal neerzette in het Wageningse Belmonte Arboretum, achterhaalde de namen van ruim vierhonderd veroordeelden uit heel Nederland. Ze schilderde deze op palen die een lange, slingerende rij vormen op de plek die vroeger bekend stond als Galgenhuchje. Herregravens ‘heksen’ werden dubbel gedemoniseerd: om hun kennis, en als vrouwen die buiten de norm vielen. Dat de plek waar ze aan hun einde kwamen tegenwoordig een arboretum huisvest, is veelzeggend. Als er iets symbool staat voor het patriarchaal systeem van kennis en macht, dan is het wel zo’n bomenmuseum. Vanaf de koloniale tijd werden hier lokale en exotische bomen en struiken samengebracht, gelabeld, bestudeerd en beoordeeld op hun nut als industriële grondstof. Wie denkt dat een arboretum zomaar een mooie bomencollectie is heeft het mis: ze stonden aan de wieg van de systematische exploitatie van natuurlijke rijkdommen.

Razia Barsatie, ‘Gift of a Root’, 2024

Stralenkrans
Het heksenmonument van Herregraven is onderdeel van ‘Beelden op de Berg’. Deze buitententoonstelling werd voor het eerst gehouden in 1976, ter ere van het honderdjarige bestaan van de Universiteit Wageningen, toen nog de Landbouwhogeschool. Volgens de toen heersende kunstmode bestond het aanbod uit abstracte sculpturen. Ook deze twaalfde editie heeft de vinger aan de pols van de tijdsgeest. Het onderwerp ‘Decolonizing botany’, zoals de ondertitel luidt, kwam eerder al aan bod in tentoonstellingen als ‘On the Nature of Botanical Gardens’ (2020) in kunstruimte Framer Framed (Amsterdam) en ‘On the Necessity of Gardening’ (2021) in het Centraal Museum (Utrecht). Maar op weinig plekken resoneert het zo luid en duidelijk als in Wageningen, dat al anderhalve eeuw via plantenveredelaars, irrigatietechneuten en bodemspecialisten een stempel drukt op landbouw en natuurbeheer wereldwijd.
Zo refereert Juan Arturo García met zijn clandestien ogende junglelaboratorium aan de handel in tropische flora. De bast van de Zuid-Amerikaanse kinaboom die tussen het landbouwplastic en jerrycans bewerkt wordt, vormt de basis voor het malariamedicijn kinine. Het materiaal werd vanaf de zestiende eeuw in grote hoeveelheden naar Europa verscheept en legde de basis voor het eerste farmaceutische kartel ter wereld – in Nederlandse handen. Kathrin Schlegel gaat verder terug in de tijd, toen de mens zich nog niet als gebruiker en misbruiker boven de natuur stelde. Met een stralenkrans om een dikke tak verklaart ze een boom heilig. De titel van het werk is een terechtwijzing: Wat verbeelden wij ons.

Susanne Khalil Yusef, ‘Roads Leading to 2024’, 2024

Pruisisch tuitmondje
Het is fijn dwalen door het arboretum, dat toch van behapbaar formaat is. Door de korte zichtlijnen sta je na elke tien stappen in een ander decor, met volop hoekjes en open plekken waar de veertien kunstwerken individueel tot hun recht komen. Het loont wel de moeite om bij de ingang een handzame catalogus met plattegrond aan te schaffen (à € 7). Dat vergemakkelijkt de speurtocht aanzienlijk. Ook de achtergrondinformatie in het gidsje voegt wat toe. Zo valt bijvoorbeeld te lezen dat de Libanese ceders die Susanne Khalil Yusef rondom haar keramische pot neerzette, dezelfde zijn die zionisten planten in verwoeste Palestijnse dorpen om zo de geschiedenis uit te wissen. Het iets verderop gesitueerde Pindah (move/relocate/travel) van Kim Ng gaat juist over het zichtbaar maken van geschiedenis, in het bijzonder van de Maleisische biodiversiteit die sinds de komst van kolonisten achteruit is gehold. Bijna uitgestorven plantensoorten staan afgebeeld op de ruggen en zittingen van hoge, witte stoelen die veel weg hebben van grafzerken.
Het is geen lichte kost die ‘Beelden op de Berg’ serveert. Maar er is ook ruimte voor humor. Geïnspireerd door een misvormd appeltje dat zij vond bij het Wageningse universitaire kassencomplex, dook Kristina Norman in de botanische geschiedenis van Estland. Haar geboorteland is eeuwenlang overheerst door Baltisch-Duitse adel die probeerde een perfecte appel te kweken die zijn verbondenheid met het gebied zou symboliseren. Een soort botanische rechtvaardiging van overheersing. Maar in Normans verbeelding zet de natuur haar voet dwars. Haar Rebel Apple is weliswaar Pruisisch blauw, maar zijn vruchtvlees is zodanig verschrompeld dat het lijkt alsof hij een aanstellerig tuitmondje heeft.

Kristina Norman, ‘Rebel Apple’, 2024, alle foto’s: Beelden op de Berg