31 augustus 2022

In het Kröller-Müller Museum staat deze zomer het plantenrijk centraal. Een groot aantal kunstenaars toont ons dat planten niet ondergeschikt zijn aan de menselijke soort, maar een gelijkwaardig en essentieel onderdeel vormen van onze habitat.

Pierre Huyghe, ‘La Saison des Fêtes’, 2010 (uitvoering 2016), foto: Walter Herfst

De intieme expositie ‘Botanischer Wahnsinn’ in de geschakelde zalen tegenover de museumwinkel vraagt nogal wat van de bezoeker. Het is ‘slow art’: kunst waar je je in moet verdiepen. De ambities zijn hoog: “Om klimaatverandering en verlies van biodiversiteit een halt toe te roepen, moet de mens zijn ‘plantblindheid’ afwerpen en een daadwerkelijke belangstelling en sensibiliteit voor planten ontwikkelen”, zo vermeldt de introductietekst.
De expositie begint met een aantal oudere kunstenaars die een levenslange fascinatie voor de natuur tot hun hoofdthema gemaakt hebben. Een hele wand is gewijd aan het ‘eschenauer journal’ van herman de vries. Dit ‘dagboek’ van zijn leefomgeving nabij het Duitse Steigerwald oogt als een herbarium, maar naast gedroogde plantdelen en zaden maken ook tekeningen en ‘aardafwrijvingen’ onderdeel uit van dit in 2002 ontstane werk.
Daarnaast zijn er werken op papier van Sjoerd Buisman en Gemma Anderson, kunstenaars die zich interesseren voor wetmatigheden en vormovereenkomsten in plantengroei. Hier hangt ook een fotogravure van Joseph Beuys die op een botanische expeditie in Canada, op zoek naar één bijzondere dwergrododendron, verzucht schijnt te hebben: “Botanischer Wahnsinn!”

Candice Lin, ‘Future Sarcophagus’, 2020, foto: Marjon Gemmeke

Helende werking
In de volgende zaal is aandacht voor wat hier ‘Ethnobotanie’ wordt genoemd: de manieren waarop de mens planten gebruikt. Er is vooral aandacht voor werken van kunstenaars die zich bezighouden met de helende of geestverruimende werking van planten. Naast de verzameling hasjpijpjes van herman de vries, zelf een fervent gebruiker, zijn hier twee prachtige installaties te zien. ‘Kruiden en Magisch Prieel’ (1987-86) van Lily Fischer, een bouwsel waarin kruiden en heksenbezems de boventoon voeren, en de keramische installatie ‘Future Sarcophagus’ (2020) van Candice Lin. Net als Fischer gelooft Lin in de helende werking van planten en ook zij is een ecofeminist. Waar Fischer het opneemt voor de vrouwen die kennis hadden en hebben van de medicinale plantenwereld, verspreidt Lin elders in de zaal een geurmist die bedoeld is om het testosterongehalte van de mannelijke bezoekers te verlagen.

Lili Fischer, ‘Kraut & Zauber-Laube’, 1978-86, foto: Marjon Gemmeke

Onkruid
Mark Dion wil aantonen dat de suïcidale manier waarop de moderne mens met de natuur omgaat, diepgeworteld is in het superioriteitsdenken van het koloniale tijdperk. Zijn installaties vereisen veel context en kunnen niet zonder de uitgebreide zaalteksten. Twee intrigerende video’s van de Cubaanse vluchteling Ana Mendieta gaan vooral over de band tussen haar vrouwelijke identiteit en de aarde zelf. In ‘Volcán’ (1979) toont zij ons een vulvavormig kleimodel van een vulkaan die ontbrandt, smeult en uitdooft.
Verder is er veel aandacht voor wat de menselijke soort als ‘onkruid’ betitelt. Vooral Michael Landy en Lois Weinberger maken zich sterk voor dit vitale onderdeel van de plantenwereld, waarbij Weinberger een verband construeert tussen verguisde, plantaardige ‘exoten’ en migranten.

Otobong Nkanga, ‘Alignment’, 2022, foto: Marjon Gemmeke

Dode berk
In de laatste zaal, gewijd aan regeneratie en ‘green mediation’, domineert het werk van Otobong Nkanga. Met een monumentaal wandkleed stelt zij de verwoestende uitwerking van mijnbouw aan de kaak. Haar installatie ‘Alignment’(2022) doet daarmee vergeleken haast naïef aan: in glazen bollen, verbonden met de wortels van een dode berk, ontstaan toch weer nieuwe planten.
Door de grootte van beide werken raken de wetenschappelijk vernieuwende experimenten van Mel Chin ietwat ondergesneeuwd. Zijn pogingen om met behulp van planten bodemvervuiling tegen te gaan, kunnen op termijn wel eens relevanter blijken dan de kunst van Nkanga. Dat is een constatering die je kunt uitbreiden naar de hele expositie: om de huidige teloorgang van de plantenwereld te stoppen zijn “sensibiliteit en belangstelling” vanuit een kunstminnend publiek al lang niet meer genoeg om de voortschrijdende ecologische ramp te stoppen.

Mel Chin, ‘Revival Field Maquette’, 1992, foto: Marjon Gemmeke