15 maart 2023

Niet alleen Rembrandt, Carel Fabritius en Jan Steen, maar ook Jan Lievens en Frans van Mieris. Met 35 werken toont de Amsterdamse Hermitage een bescheiden maar spraakmakend overzicht topstukken van Leidse fijnschilders.

Rembrandt van Rijn, ‘Buste van een bebaarde oude man’, 1633, © The Leiden Collection

De Amerikaanse ondernemer, filantroop en miljardair Thomas Kaplan bezit met zeventien schilderijen het grootste aantal Rembrandts in privébezit. Ze vormen de kern van The Leiden Collection, meer dan 250 schilderijen en tekeningen van met name Leidse fijnschilders uit de zeventiende eeuw. De Hermitage Amsterdam lijkt sinds de losmaking van de Petersburgse hoofdvestiging een jaar geleden nog zijn draai en een nieuwe naam te moeten vinden en heeft met ‘Rembrandt en tijdgenoten opnieuw een omvangrijke tentoonstelling in huis.

Zaaloverzicht, © The Leiden Collection

Gefantaseerd portret
‘Rembrandt en tijdgenoten’ toont 35 ‘historiestukken’ uit The Leiden Collection, vaak stichtelijke voorstellingen uit de mythologie, bijbel en geschiedenis. Hier in Nederland zijn we meer gewend aan alledaagse voorstellingen, zogenaamde genrestukken, landschappen en portretten uit de zeventiende eeuw. Maar in dezelfde tijd was er een classicistische stroming die appelleerde aan de smaak (en portemonnee) van chique klanten die hun huizen wat verhevener wilden decoreren – met als ultiem voorbeeld de Oranjezaal in Huis ten Bosch.
Groot hoeft niet altijd het mooist te zijn, dat blijkt ook in de Hermitage. De ster is hier het kleinste schilderij, een van de twee Rembrandts op de tentoonstelling. Hij vervaardigde deze tronie, ofwel gefantaseerd portret, van een oude bebaarde man op het miniformaat van zo’n tien bij zeven centimeter in 1633. Het foedraal waarin het hier wordt tentoongesteld liet een vorige eigenaar, Andrew Mellon, rond 1930 speciaal maken om er altijd mee te kunnen reizen. Er is niks fijnschilderachtigs aan de zwierige schilderstreek van de 27-jarige Rembrandt; hij gaat in het portret met de verf tekeer alsof hij een doek zo groot als de Nachtwacht te lijf gaat. Als je goed kijkt zie je in de wirwar van verf de neergeslagen ogen en de halfopen mond tussen de snor en baard.
Het is de tijd dat Rembrandt zich, net aangekomen vanuit Leiden, in Amsterdam moet bewijzen en welgestelde opdrachtgevers wil werven. Bijvoorbeeld Marten Soolmans en Oopjen Coppit, het pasgetrouwde stel dat hij een jaar later zal portretteren. Maar dit soort klanten wenst een wat minder expressieve schildertoets, meer verfijnd. Rembrandt was een meester in beide manieren. Minerva in haar studeervertrek (1635) is in alles, lijkt het, het tegendeel van het expressief gepenseelde mansportret. Het is een omvangrijk historiestuk, rijk in stoffering en kleding, en vooral: de schijnbaar spontane schilderstreek heeft plaatsgemaakt voor een gedetailleerde aandacht voor vloeiend licht en donker. Aanlokkelijk voor zijn potentiële opdrachtgevers, maar ondanks de superieure schilderkunst niet een van Rembrandts meest aantrekkelijke voorstellingen. Misschien omdat de godin van de krijgslist (wanneer zag je haar overigens ooit in een studeerkamer?) hier een mollige, grootogige Amsterdamse lijkt, door Rembrandt als model van straat geplukt. Of omdat de gouden stiksels op haar gewaad net niet de suggestieve werking bezitten die je van Rembrandt gewend bent.

Rembrandt van Rijn, ‘Minerva in haar studeerkamer’, 1635, © The Leiden Collection

Ontdekkingstocht
In 2017 toonde Kaplan zijn Rembrandts in het Louvre. Daar hingen toen het verbluffende Zelfportret met beschaduwde ogen (1634) en het tere Meisje in jak met gouden bies (1632). Die zijn er nu niet in de Hermitage. Jammer (hoewel begrijpelijk, want het zijn geen historiestukken), want dat had een evenwichtiger beeld gegeven van deze Rembrandtcollectie. Het is een troost dat je in de gedegen en zeer overzichtelijke website van de Leiden Collection eindeloos kunt grasduinen. Je kunt daar ook Vermeers Jonge vrouw aan een virginaal bekijken, het enige werk van de Delftse meester in privébezit en nu tijdelijk in het Rijksmuseum.
De overige schilders op de rustig ingerichte tentoonstelling, vaak minder bekend bij het grote publiek, vormen een echte ontdekkingstocht: Godfried Schalcken, Jan Adriaensz. Van Staveren of Lambert Jacobsz. kom je niet regelmatig tegen, Caspar Netscher en Rembrandts leerling Ferdinand Bol weer vaker. Carel de Moors Diana na de jacht (1690) is ook zo’n ontdekking, met Diana’s prachtig geschilderde zijden gewaad en de pauwenstaart die uit het duister naar voren komt. Het is Hollands classicisme op zijn best, waar de stofuitdrukking van De Moors leermeester Frans van Mieris en de erfenis van het caravaggisme tot een gelukkig resultaat leiden. En wie in 2018 de tentoonstelling over de historiestukken van Jan Steen in het Mauritshuis heeft gemist, kan hier zijn hart ophalen. Thuis bij Agamemnon of Cleopatra blijkt het er volgens Jan Steen net zo chaotisch aan toe te gaan als in zijn Hollandse huishoudens.

Zaaloverzicht met ‘Diana na de jacht’ van Carel de Moor, © The Leiden Collection