22 mei 2024

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 3, over heimwee naar ‘de verte’.

Henk Mual, ‘Zelfportret’, 1957, Museum Arnhem

Ook in een druilerige regen maakt de Rijn indruk. Ik loop over de brug naar Arnhem-Zuid en lees vanaf de oever een woordenreeks van de Zwitserse kunstenaar Rémy Zaugg (1943-2005). In kapitalen – het trema op Indonesië werd weggelaten – hangen de woorden aan de zijkant van de brug, hoog boven het water: “huizen-wind-de stroom-de verte-de utopie-indonesie-de boten-de zee-blauwe lucht”. Met dit kunstwerk typeerde de Zwitser de stad. Voor inwoners, bezoekers en nieuwkomers.
Nieuwkomers werden eind jaren vijftig ten noorden van de stad ondergebracht in barakken. Het waren Molukse gezinnen die naar Nederland kwamen met de beruchte toezegging dat terugkeer naar Indonesië weldra zou volgen. Maar het verblijf bleek niet tijdelijk te zijn. De Molukkers van het woonoord verhuisden in de jaren zestig naar Arnhem-Zuid, waar een nieuwbouwwijk uit de grond werd gestampt. De Molukse kinderen zullen snel gewend zijn geraakt. Maar hun ouders? Vaak bleef voor altijd het eeuwige heimwee naar ‘de verte’. De verte die steeds verder uit beeld raakte.
Ik kom langs flats en rijtjeshuizen, zoals die toen overal in Nederland verrezen. Een dag eerder diepte ik thuis, ergens achter uit een kast, een dik schrift op. In mijn dagboek, in mijn ‘buku harian’, zoals ik op de kartonnen omslag noteerde, hield ik bij wat ik meemaakte op Ambon en Saparua. De onvergetelijke reis begon in december 1978. Het verblijf op de Molukse eilanden zit diep in mijn hart. Daarom lees ik zelden in het schrift. Met die melancholisch stemmende aantekeningen over de geur van cengkeh (kruidnagel) en de kleden waarop deze specerijen lagen te drogen. De houten huizen met daken van gedroogde palmbladeren. De veelkleurige vlinders en de, zoals ik schrijf, “ontelbare hoeveelheid” vogels. De vrouwen, trots en statig in het lange zwart, onderweg naar de kerk. Al lezend herinner ik me hoe daarna door de hoge open ramen het trage zingen klonk, de psalmen en gezangen de baai bereikten en uitwaaierden over de zee.
En zo, de Huissensestraat volgend, vraag ik me weer eens af hoe dat moet dat zijn geweest om terecht te komen in een land waar de zon vaak niet schijnt en de ‘blauwe lucht’ van de woordenreeks op de brug ver te zoeken is.

Vastberadenheid
Op de hoek van de Huissensestraat en de Lobeliastraat staat een lage galerijflat. Ik heb mijn doel bereikt. Achter het trappenhuis is de tien meter hoge zijmuur waarop het zelfportret van Mual werd nageschilderd. Een geschenk is het, van Museum Arnhem aan de wijk.
Het originele werk, olieverf op papier, heb ik die ochtend in het museum in het echt gezien. Hendrik Johannes Mual (1932- 2015) werd als zoon van Molukse ouders geboren op Java. Toen het gezin in 1952 naar Nederland kwam was het Muals moeder die vond dat Henk zijn hart moest volgen. Geen opleiding tot boekhouder of iets in de landbouw. Hij beslist zelf, gebood ze. Henk Mual werd de eerste Molukse student op een kunstacademie in Nederland. Hij studeerde in Arnhem en Maastricht. En gaf later zelf les aan de academie in Leeuwarden.
Het zelfportret uit 1957 is een van zijn vroege werken. Hier staat hij nog aan het begin van zijn kunstenaarschap. De ernst en de vastberadenheid stralen ervan af. Ik stel mij voor dat hij op de academie, tijdens de lessen kunstgeschiedenis, gebiologeerd raakte door Van Gogh en zich liet inspireren door diens penseelbewegingen en kleurgebruik.

Ik doe een paar stappen achteruit om beter te kunnen kijken en struikel bijna over een hondje dat wordt uitgelaten. Wat een wonder dat het betrekkelijk kleine zelfportret, zo knap door kunstenaarscollectief De Strakke Hand op die enorme muur overgezet, ook daar groots, krachtig en indrukwekkend blijft. Dat zegt iets over de kwaliteit van het werk.
Wat gebeurt er trouwens achter het hoofd van de kunstenaar, heb ik me in het museum ook al afgevraagd. Achter die hand die behoedzaam het penseel hanteert. Er stroomt van alles. Groen, paars, aards bruin, met glanzend geel dat licht vangt.
Ineens schiet het me te binnen. Ik weet waar ik de kleuren eerder zag. Dat was vanuit de lucht. Toen het kleine vliegtuig in december 1978 bij Ambon de landing inzette. Onder mij lagen ze. De eilanden. In een veelkleurige zee die schitterde.