10 november 2022

Als columnist van Museumtijdschrift schrijft Pauline Broekema in elk nummer over haar persoonlijke kunstobservaties. In deze column, uit Museumtijdschrift nummer 7, over een blik met bravoure.

Extra: luister hieronder de door Pauline Broekema ingesproken column. 

Moses ter Borch, ‘Zelfportret’, 1661, Rijksmuseum, Amsterdam

Zou ik hem op straat tegenkomen, dan haalde ik hem er zo uit. Hij is me vertrouwd geworden. Het begon toen ik dit zelfportretje uit 1661 ontdekte. Het is als een selfie, maar dan van bijna vierhonderd jaar geleden. Hij heeft meer zelfportretten gemaakt en de meeste zijn geweldig. Maar dit vind ik de allerbeste.
Moses, het kind van Gerard ter Borch de Oude en diens derde vrouw Wiesken Matthijs. Geboren in Zwolle, gedoopt op 19 juni 1645. Dus vrijwel zeker van die maand en uit dat jaar.De jongste uit de toen al beroemde familie Ter Borch. Een zware last, als je kunstenaar wilt worden. Net als je vader, je broers Gerard en Harmen en je zus Gesina.
Dit zelfportret heeft hij in of rond zijn zestiende levensjaar gemaakt. Bij een kaars of olielamp. Hij heft zijn hoofd naar achteren, waardoor het licht valt op de onderkant van zijn wipneus (die heeft hij van zijn moeder), de kin, bovenlip en een stukje van het jukbeen. Alleen zijn rechteroog is zichtbaar en bepaalt daardoor de uitdrukking. Het is een blik met bravoure, van een zelfverzekerde jongen. Uitdagend en toch nog wat kinderlijk.
Hij maakt het zichzelf lastig met deze pose. Met opzet? Of is het een tekenopdracht geweest? Zijn vader en zijn veel oudere stiefbroer Gerard geven hem namelijk les. Ze hebben hem, zo stel ik me voor, met enige regelmaat hun schetsboeken onder de neus geduwd. Hem gewezen: ‘Kijk, zo doe je dat. Zo zet je het op papier.’
De fabelachtige ateliernalatenschap van de familie Ter Borch is in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam. Ter plekke of online krijg je een indruk van wat Moses alleen al aan tekeningen en schetsen van zijn familieleden kende. Als leerling zou je moedeloos worden van zo’n oeuvre. Zo knap getekend is het en zo divers: wandelaars voortgeblazen door de wind. Werklieden sjorrend aan een zware last. Schaatsers. De Melkmarkt in Zwolle bij avond. Een ruiter op een steigerend paard. Jongens, verdiept in een potje notenschieten, een spel dat af en toe nog wordt gespeeld.

Bloedserieus
Wat Moses de andere familieleden zag doen, deed hij als kleuter al na. Zijn broer Harmen heeft hem tekenend vereeuwigd. Zittend in een knopstoel, de voetjes rustend op een stoof, gekleed in een rokje. Toen ook de gebruikelijke dracht voor jongetjes. Op zijn schoot ligt een schetsboek. Bloedserieus is hij er in bezig.
De kinderlijke ernst, de wil om te leren, om zelf te doen, meen ik ook te herkennen op twee schilderijen van zijn broer Gerard. Op De leesles (ca. 1652), dat in het Louvre hangt, buigt de kleine Moses zich met rode konen over een boek. Eenzelfde blos op de kleuterwangen heeft hij op De luizenjacht (ca. 1652-53), een publiekslieveling van het Mauritshuis. Gedwee laat hij zich door zijn moeder op ongedierte controleren. Maar hij houdt al wel de appel vast waaraan hij zal beginnen als het gepriegel op zijn hoofd voorbij is.
Moses laat me niet meer los. Vanwege zijn karakter, zijn talent en zijn vroege dood.

Kleine bedevaart
Ik ga in Zwolle, als gold het een kleine bedevaart, enkele plekken langs die hij heeft gekend. De Sassenstraat, hij woonde er. De Grote Kerk, die momenteel in de steigers staat. De stemmen van de werklui en een hondje slapend op een koele grafsteen maken het tot een godshuis uit zijn tijd, toen het ook diende als een doordeweekse ontmoetingsplek. Werk van Gerard zie ik in Museum de Fundatie. Het zijn de intrigerende portretten die hij maakte van leden van een koopmansgezin. De Sassenpoort. Als Moses hier de stad verliet, was hij op weg naar een buurtschap om de boerderijen, het vee, een waterput of de eendenkooi te tekenen. Wellicht droomde hij in de stilte van het platteland over zijn toekomst. Reizen … Rome zien, Napels, Madrid. In de voetsporen van zijn vader treden. Of naar zee.
Hij meldt zich op zijn negentiende aan bij de marine. De bestorming van Fort Languard, bij het Engelse Felixstowe, is zijn laatste wapenfeit. Hij wordt geraakt. Het zal in een mist van kruitdampen en hels gebulder van geschut zijn geweest. Enkele dagen later sterft hij in Harwich aan zijn verwondingen. Net 22 jaar oud.
Zijn zus Gesina en broer Gerard drukken hun verdriet uit in een memorieportret. Ze zetten hem neer als een jonge, ingetogen edelman. Weg is de branie van het portretje op blauw papier, de Moses van de selfie uit Zwolle. De grote belofte, het wonderkind. Hij is niet meer.