10 juli 2024

De tentoonstelling ‘Hello darkness, my old friend’ in de Kunsthal laat aan de hand van zeventig prenten en tekeningen uit de collectie van de Universitaire Bibliotheken Leiden zien dat kunstenaars al eeuwen geïntrigeerd zijn door dood, verderf en verdoemenis.

Albrecht Dürer, ‘De Apocalyps: De vier ruiters’, 1511, houtsnede, Universitaire Bibliotheken Leiden

Vandaag de dag duikt de apocalyps vooral op in komische zombiefilms of -games. Maar al in de middeleeuwen, toen het christendom zich over Europa verspreidde, werd er gevreesd voor de manifestatie van de hel op aarde. De Bijbel geeft slechts summiere beschrijvingen van het einde der tijden, waardoor kunstenaars die de verhalen van illustraties voorzagen hun verbeelding de vrije loop konden laten. En dat gebeurde volop, blijkt uit de tentoonstelling. Albrecht Dürer (1471-1528) bijvoorbeeld, vatte de overweldigende kracht van het kwaad in een reeks van vijftien houtsneden. In een van zijn voorstellingen vertrappen vier ruiters een horde vluchtende mensen, terwijl de paus linksonder zijn hoofd verliest in de muil van een hellebeest. De chaotische scène vormt een sterk contrast met de fijne lijntjes waaruit de afbeelding bestaat. Dat dit Bijbelse visioen ook tegenwoordig nog een serieuze bron van inspiratie is, wordt duidelijk in Apocalyps, een serie pentekeningen van Theo Forrer (1923-2004). De afbeeldingen met duivelse verschijningen en verminkte lichamen bieden een inkijkje in zijn lugubere wereld. De tentoonstelling met in totaal zeventig kunstwerken op papier, verdeeld in zeven thema’s, demonstreert dat bepaalde opvattingen en angsten universeel en tijdloos zijn.

Theo Forrer, ‘Apocalyps’, 1976, pen en inkt, Universitaire Bibliotheken Leiden

Macaber
De prenten waarin magische monsters, heksen en surrealistische nachtmerries centraal staan, hebben een dystopisch karakter. En thema’s als ‘de dood’ en ‘duivels’ zijn overdonderend in-your-face. Wie denkt dat het meevalt om het loodje te leggen, wordt in deze tentoonstelling teleurgesteld. Neem de skeletfiguren uit de dertiende en veertiende eeuw. Ze sleuren mensen in een danse macabre, een dodendans, mee de ondergang in. De verwelkte bloemen, schedels en zandlopers op zeventiende-eeuwse vanitasstillevens herinneren eveneens aan de vergankelijkheid van het leven. In een grauwe stofwolk doemen de indringende, rode ogen van David Humbert de Supervilles (1770-1849) gevleugelde duivel op. Zijn grijpklare klauwen slingeren een bel van links naar rechts. Luidt ook deze demon het einde der tijden in?
Waar de kunstwerken in de tentoonstelling de menselijke fascinatie met het griezelige en morbide tot leven brengen, doet de ruimte waarin ze te zien zijn dat niet. Tegen de lichte muren komen de tekeningen en prenten, die veelal omrand zijn met witte passe-partouts, niet goed tot hun recht. Ook de koningsblauwe accenten geven de tentoonstelling een saaie, steriele uitstraling. Met donkere wanden en gedimd licht hadden de vormgevers de sfeer van Simon & Garfunkels hitsingle ‘The Sound of Silence’, waar de tentoonstellingstitel duidelijk naar verwijst, treffender kunnen vangen.

David Humbert de Superville, 'Gevleugelde duivel met vurige ogen, die een bel luidt', 1807, potlood en aquarelverf, Universitaire Bibliotheken Leiden

Geestig
Oude prentkunst wordt vaak geassocieerd met serieuze en religieuze thema’s, maar de tentoonstelling bewijst dat zelfs binnen deze duistere thematiek spot en satire een belangrijke plek innemen. De vaak bizarre en fantasierijke taferelen steken de draak met zaken als overspel en goedgelovigheid – soms kon men er nog wat van leren. De gravure van de uitgever Joos de Bosscher (actief tussen 1581 en 1600) verbeeldt de strijd tussen zeven vrouwen om één man op komische wijze. Het gaat er hard aan toe. De dames slaan wild om zich heen en grijpen elkaar bij de haren, terwijl twee oude vrouwen de scène gadeslaan. Liefde heeft ze tot waanzin gedreven. De man in kwestie is daarentegen niet afgebeeld. Hij wordt vertegenwoordigd door een worst – explicieter kan het bijna niet. Tussen alle wanhoop en ellende door geven dergelijke voorstellingen de tentoonstelling de nodige humoristische draai. Het houdt de toeschouwer scherp en de stemming luchtig.
Van angstaanjagende visioenen tot de gekte van de alledaagsheid: de Kunsthal illustreert dat zelfs de donkerste thema’s een glimlach kunnen uitlokken.