21 september 2022

Het werk van Ragnar Kjartansson, nu te zien in Museum De Pont, oogt op het eerste gezicht als één grote grap. Maar met zijn absurdistische herhaling van typetjes en stereotyperingen boort hij diepere emotionele lagen aan en levert hij subtiel kritiek op ingesleten patronen.

Zaaloverzicht met Woman in E, foto: Eddo Hartmann

“Alles draait om authenticiteit”, kreeg Ragnar Kjartansson te horen op de kunstacademie. Maar daar kon de IJslander niets mee. Hij groeide op als kind van een actrice en een theaterregisseur, in zijn eigen woorden “mensen die hun hele leven doen alsof”. Zelf speelde hij in de popband Trabant, bekend om hun flamboyante optredens. Als beeldend kunstenaar kon hij dan ook niet anders dan het tegendeel van oprechtheid omarmen.
Het eerste werk dat hij maakte na zijn afstuderen is nu te zien in De Pont. Me and My Mother (2000-20) is een minimalistisch kamerspel voor twee. Links in beeld staat de kunstenaar, rechts zijn moeder. Ze kijken de camera in, totdat zijn moeder zich naar hem toekeert en hem vol overgave in zijn gezicht spuugt. En nog eens. En nog eens. Totdat ze geen speeksel meer over heeft en enkel nog gepruttel voortbrengt. Iedere vijf jaar maakt Kjartansson een nieuwe versie van dit werk. In de eerste video kunnen spuger en bespogene hun lachen soms niet inhouden, maar allengs wordt het serieuzer en formeler, ritualistisch bijna. De hoofdrolspelers worden bovendien ouder. In de 2020-editie is Kjartanssons moeder duidelijk net ziek geweest en heeft ze moeite met richten. Wat in eerste instantie een uiting van gepassioneerde haat lijkt, wordt een verknipt soort familietraditie waar onder het spuug een hoop liefde schuilgaat.

Me and My Mother, 2020, collectie De Pont, Tilburg

Diepe emotie
Het cliché wordt bij Kjartansson echter dan echt. Langdurige herhaling is daarbij zijn meest effectieve stijlfiguur. Zo liet hij de band The National zes uur lang het nummer Sorrow spelen voor een zaal vol fans. In plaats van vermoeide meligheid en schorre verveling lijkt de getormenteerde ballade bij iedere herneming een nog diepere emotie te raken, versterkt door het gevoel van solidariteit dat tijdens het marathonoptreden ontstaat tussen muzikanten en publiek.
Voor God (2007) klom de kunstenaar zelf op de bühne. Met brillantinekapsel, smoking en showorkest op de achtergrond geeft hij een bijzonder rake imitatie van een jaren ’50 crooner ten beste, met “sorrow conquers happiness” als zijn enige tekst. Door de telkens net andere intonatie en muzikale omlijsting veranderen de woorden in pure klanken en weer terug in woorden, maar dan met een gevoelsmatig verschoven betekenis. Waar je als kijker grinnikend begint, eindig je in geconcentreerde afwachting van de volgende variatie.

The End – Venice, 2009

Minuscuul zwembroekje
Tijdens zijn tentoonstelling in De Pont wordt gedurende de hele dag het werk Woman in E (2016) live opgevoerd. Op een ronddraaiend podium staat een vrouw in gouden glitterjurk met een elektrische gitaar om haar nek. Om de paar seconden slaat zij het akkoord E-mineur aan, de geijkte klank van de melancholie. Het past bij een rockster op eenzame hoogte maar onderstreept ook de karikaturale kitscherigheid waarmee vrouwen binnen de kunst vaak als schouwspel op een sokkel worden gezet.
The End – Venice (2009) heeft een nog meer uitgesproken feministische ondertoon. Tijdens de biënnale van Venetië verbleef Kjartansson zes maanden lang in het paviljoen van IJsland. Iedere dag schilderde hij een portret van zijn goede vriend Pall Haukur Bjornsson, die niets anders mocht dragen dan een minuscuul zwembroekje. Terwijl het publiek in- en uitliep, dronken ze de hele dag bier en rookten sigaretten, terwijl het paviljoen zich vulde met de 144 doeken die nu in De Pont hangen en een beeld geven van de steeds grotere puinhoop. Het cliché van de macho kunstenaar wordt hier vakkundig door de mangel gehaald, maar ook de vanzelfsprekendheid van vrouwelijk naakt in de schilderkunst.

Zaaloverzicht, foto: Eddo Hartmann