8 oktober 2024
In het Rijksmuseum zijn in de tentoonstelling ‘Aziatisch brons’ 75 topstukken uit de afgelopen vierduizend jaar te zien. Religieuze beelden en bezielde gebruiksvoorwerpen uit het Verre Oosten prijken in een opvallend ruime setting. Past hier godsdienstige devotie of louter bewondering voor het vakmanschap?
Eenmaal tot vorm afgekoeld trotseert gegoten brons, een legering van koper en tin, de eeuwen. Bronzen sculpturen hebben daarom iets onaantastbaars. Maar bekijk het zwarte beeld van Śhāntinātha, koningszoon en Jaïn-monnik (India, 1168) eens goed. Zijn omhoog gekeerde rechterhandpalm, wijsvinger en enkele tenen glimmen als gepoetst koper, juist doordat volgelingen hem hier zichtbaar vol hoop en liefde hebben aangeraakt. Śhāntinātha voorkomt als vredebrenger onheil en epidemieën. Alleen al het declameren van zijn naam bewerkstelligt voorspoed. Beelden als deze vertegenwoordigen voor de makers en de gebruikers – ons amper bekende – heilige figuren met bovennatuurlijke krachten.

Klong-klong
Alles in de tentoonstelling ademt rust en distantie voor diepe concentratie. De mythes die de objecten vertegenwoordigen zijn zo ingewikkeld dat ze niet op zaal maar in de fraaie catalogus worden beschreven en geïnterpreteerd. Verwacht hier geen fotowanden, multimedia of achtergrondmuziek om de sfeer te verhogen. Een museum is tenslotte geen tuincentrum dat ook Boeddha’s verkoopt. Wel is er een discrete audiotour en klinkt elk half uur in een zaal kort het doffe klong-klong van bronzen yong–bellen (China, 800 v.Chr.)
Tentoonstellingsontwerper Aldo Bakker (1971) plaatste in aardekleurige zalen grote, toneelachtige plateaus. Elk object rust op een bijpassende drager van plexiglas, gevlamd hout, zwart of melkwit marmer. Soms bevat een grote zaal maar één prachtvoorwerp, bijvoorbeeld een mysterieus zeesterachtig, antropomorf mensfiguur of een ceremoniële hellebaard. Achter elkaar gezette vitrines zorgen voor doorkijkjes die tot onderling vergelijken stimuleren.

Tien armen en zes gezichten
De elegant voor een staande krans van vuur dansende Shiva Nataraja, Hindoe-heerser van het universum van leven en dood (India, 12de eeuw) overziet de bruingrijze ‘Hemel en aarde’-zaal. Hier staan groot en klein, virtuoos en plomp, verheven en aards en verschillende religies door elkaar.
Ach, kijk… dat te grote speelgoedachtige paard met een kleine ruiter in groene patina (China, 300-200 v.Chr.) De wat naïeve maker kende het edele dier duidelijk alleen van horen zeggen of van een slechte schets, net als bij het veel oudere rijstwijnvat (China, 1200-1100 v.Chr.), dat is vormgegeven als een zeer slecht opgezette olifant.
Ambachtslieden uit buurlanden van China staken geregeld hun Chinese collega’s naar de kroon. Mooi voorbeeld is een overdadig versierd, verguld koper en turkoois beeld uit Tibet: Guhyasamaja Akshobhya (eerste helft 15de eeuw) Deze tantrische afspiegeling van Boeddha bestaat uit een verstrengelde man en vrouw met elk vijf armen en elk drie gezichten: net zoveel hoofden als je zou wensen om nóg aandachtiger deze serene tentoonstelling te kunnen bekijken.
